De Inspecteur stuurde X (belanghebbende) op 2 november 2022 een brief met de mededeling dat zij € 33 aan fijnstoftoeslag motorrijtuigenbelasting moet betalen voor de periode 5 november 2022 tot en met 4 februari 2023. X betaalde dit bedrag niet en maakte bezwaar. De Inspecteur verklaarde het bezwaar ongegrond.
Bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant is de verschuldigdheid van de fijnstoftoeslag in geschil. Aangezien tegen de rekening geen rechtsmiddelen openstaan, oordeelt de Rechtbank dat de Inspecteur het bezwaar niet-ontvankelijk had moeten verklaren in plaats van ongegrond. Dit oordeel wordt ondersteund door jurisprudentie van de Hoge Raad (HR 9 september 2022, 22/00233, ECLI:NL:HR:2022:1172, NLF 2022/1882 en HR 16 juli 2021, 20/01682, ECLI:NL:HR:2021:1153, NLF 2021/1552, beide met noot van Van der Vegt). De Rechtbank corrigeert de misslag in het dictum echter niet, omdat dit de belangen van X niet dient.
De fijnstoftoeslag is een belastingheffing in Nederland die van toepassing is op voertuigen die relatief veel fijnstof uitstoten. Fijnstof, ook wel PM (particulate matter) genoemd, bestaat uit kleine deeltjes die schadelijk kunnen zijn voor de gezondheid en het milieu. De toeslag is bedoeld om de uitstoot van fijnstof te verminderen door het gebruik van schonere voertuigen te stimuleren en vervuilende voertuigen zwaarder te belasten.
Deze toeslag wordt toegevoegd aan de motorrijtuigenbelasting en geldt voornamelijk voor oudere dieselvoertuigen zonder roetfilter, omdat deze voertuigen vaak de grootste hoeveelheid fijnstof uitstoten. Het bedrag van de fijnstoftoeslag kan variëren afhankelijk van het type en de leeftijd van het voertuig.
BRON
Rechtbank DEN HAAG
Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 23/2677
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 april 2024 in de zaak tussen
[eiseres] , wonende te [woonplaats] , eiseres,
en
de inspecteur van de Belastingdienst, verweerder.
De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van verweerder van 27 februari 2023 op het bezwaar van eiseres tegen de aan eiseres in rekening gebrachte fijnstoftoeslag motorrijtuigenbelasting.
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 maart 2024. Eiseres is, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam 1] en [naam 2] .
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Overwegingen
1. Eiseres heeft bij brief met dagtekening 18 maart 2024, door de rechtbank ontvangen op 19 maart 2024, naar de rechtbank begrijpt, verzocht om uitstel van de zitting. Eiseres heeft in die brief onder andere gesteld dat de uitnodigingsbrief voor de zitting onvolledig is, dat het dossier haar niet is toegezonden en dat zij niet in de gelegenheid is gesteld haar verhinderdata door te geven.
2. De rechtbank heeft het verzoek om uitstel van eiseres afgewezen. De rechtbank heeft de van verweerder ontvangen stukken aan eiseres doorgestuurd en eiseres bij aangetekende brief van 23 februari 2024, die blijkens informatie van PostNL door eiseres is ontvangen op 24 februari 2024, uitgenodigd om op de zitting van 20 maart 2024 te verschijnen. Het is de rechtbank niet gebleken dat de uitnodigingsbrief voor de zitting niet aan de daaraan gestelde wettelijke vereisten voldoet. Zo de uitnodigingsbrief voor eiseres onduidelijk was of zo zij bepaalde op de zaak betrekking hebbende stukken niet zou hebben ontvangen, dan had zij daarover (veel) eerder dan op de dag voor de zitting contact kunnen en moeten opnemen met de rechtbank. Het verzoek om uitstel van de zitting is dan ook niet tijdig gedaan. Het is de rechtbank voorts niet gebleken dat aan dat verzoek gewichtige redenen ten grondslag liggen die uitstel van de zitting rechtvaardigen.
3. Verweerder heeft eiseres bij als “rekening fijnstoftoeslag motorrijtuigenbelasting” aangeduide brief van 2 november 2022 erop gewezen dat zij voor de periode 5 november 2022 tot en met 4 februari 2023 de zogenoemde fijnstoftoeslag motorrijtuigenbelasting ten bedrage van € 33 moet betalen (de rekening).
4. Eiseres heeft het in de rekening vermelde bedrag niet betaald en tegen de rekening bezwaar gemaakt.
5. Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
6. Tussen partijen is in geschil of eiseres het in de rekening vermelde bedrag aan fijnstoftoeslag verschuldigd is.
7. Tegen de rekening staan geen rechtsmiddelen open. Het bezwaar van eiseres richt zich tegen een bedrag aan niet-betaalde fijnstoftoeslag en is daarom zonder voorwerp. Dit brengt mee dat het beroep van eiseres niet kan slagen en verweerder het bezwaar van eiseres niet ongegrond, maar niet-ontvankelijk had moeten verklaren. Het arrest van de Hoge Raad van 16 juli 2021 staat aan dit oordeel niet in de weg omdat in dit geval de tijdigheid van de indiening van het bezwaar bij de beoordeling van de ontvankelijkheid van dat bezwaar geen rol speelt. De rechtbank zal de misslag in het dictum in de uitspraak op bezwaar niet corrigeren omdat de belangen van eiseres daarmee niet kunnen worden gediend.
8. Gelet op het voorgaande is het beroep ongegrond verklaard.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Arts, rechter, in aanwezigheid van
mr. M. van Emden, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 3 april 2024.
de griffier is verhinderd de
uitspraak te ondertekenen
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag (team belastingrecht).
Dat kan digitaal via www.rechtspraak.nl, daar klikt u op “Formulieren en inloggen”. Hoger beroep instellen kan ook door verzending van een brief aan het gerechtshof Den Haag (belastingkamer), Postbus 20302, 2500 EH Den Haag.
Bij het instellen van het hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het hogerberoepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het hogerberoepschrift is, indien het op papier wordt ingediend, ondertekend.
Verder vermeldt u ten minste het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de datum van verzending;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de redenen waarom u het niet eens bent met de uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Metadata
Rubriek(en)
Formeel belastingrecht Autobelastingen
Belastingtijdvak
2022
Instantie
Rechtbank Den Haag
Datum instantie
3 april 2024
Rolnummer
23/2677
ECLI
ECLI:NL:RBDHA:2024:9905
NLF-nummer
NLF 2024/1593
Aflevering
2 juli 2024
bwbr0002320&artikel=26,bwbr0002320&artikel=26
Cookies.
Onze website maakt gebruik van cookies om het gebruik en functionaliteit te waarborgen van deze website. Meer over ons cookiebeleid