Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

In deze WOZ-zaak heeft Rechtbank Noord-Holland geoordeeld dat vanwege de gedeeltelijke ‘lockdown’ die ten tijde van het horen gold, vanwege de uitbraak van het coronavirus, in redelijkheid niet kon worden vastgehouden aan het uitgangspunt van een fysiek hoorgesprek. Dat oordeel onderschrijft Hof Amsterdam.

Verbonden met de hoorplicht is evenwel ook het inzagerecht (artikel 7:4 Awb). De gedeeltelijke ‘lockdown’ eind 2020 kan in het voorliggende geval niet rechtvaardigen dat de Heffingsambtenaar in het geheel geen mogelijkheid tot het nemen van inzage heeft geboden, temeer terinzagelegging in beginsel ook langs elektronische weg kan plaatsvinden (vgl. HR 18 augustus 2023, 22/00170, ECLI:NL:HR:2023:1107, NLF 2023/1930, met noot van Bergman, r.o. 3.6). Er is daarom sprake van een gebrek bij de totstandkoming van de uitspraak op bezwaar.

De Heffingsambtenaar wordt met toepassing van artikel 8:51a Awb (bestuurlijke lus) in de gelegenheid gesteld het gebrek in de uitspraak op bezwaar te herstellen.

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Lokale heffingen
Belastingtijdvak
2020
Instantie
Hof Amsterdam
Datum instantie
14 maart 2024
Rolnummer
22/2285
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2024:1327
NLF-nummer
NLF 2024/1217
Aflevering
21 mei 2024

Naar de bovenkant van de pagina