Particuliere belangen staan aan anbi-status in de weg
Rechtbank Noord-Holland, 12 juni 2024
Samenvatting
Stichting X (belanghebbende) organiseert kookdagen waarbij ouderen samen met vrijwilligers (jongeren; studenten) soepen bereiden en deze gezamenlijk bij de lunch opeten. Soep die overblijft van deze kookdagen wordt gratis bij ouderen aan huis bezorgd. X is gelieerd aan een bv. X heeft de anbi-status aangevraagd, maar die is haar geweigerd.
Rechtbank Noord-Holland stelt voorop dat de activiteiten van X erop zijn gericht eenzaamheid bij ouderen tegen te gaan (algemeen belang).
De Rechtbank acht aannemelijk dat de bv aanzienlijke marketingvoordelen geniet van de activiteiten van X en dat de algemeen nuttige activiteiten van X de verkopen van soep door de bv bevorderen en de naamsbekendheid van het desbetreffende merk vergroten.
De Rechtbank kan niet met voldoende zekerheid vaststellen dat de bv per saldo geen voordeel heeft of kan verkrijgen van de activiteiten van X. Hierdoor bestaat de mogelijkheid dat de bv en haar aandeelhouders in belangrijke mate worden bevoordeeld door de activiteiten van X. Gelet hierop zijn met de activiteiten van X particuliere belangen gemoeid en staat dit aan de anbi-status van X in de weg.
Het beroep van X wordt ongegrond verklaard.
BRON
Uitspraak van de meervoudige kamer van 12 juni 2024 in de zaak tussen
eiseres, gevestigd te vestigingsplaats, eiseres (gemachtigde: mr. M.R. Griffioen),
en
de inspecteur van de Belastingdienst/kantoor Eindhoven, verweerder.
Procesverloop
Eiseres heeft met dagtekening 25 mei 2020 verzocht om op de voet van artikel 5b van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) te worden aangemerkt als algemeen nut beogende instelling (hierna: ANBI).
Verweerder heeft bij beschikking van 5 maart 2021 het verzoek van eiseres afgewezen.
Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 21 oktober 2022 de beschikking gehandhaafd.
Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 mei 2024 te Haarlem.
Namens eiseres is [naam 1] verschenen, bijgestaan mr. [naam 2] , mr. [naam 3] en mr. [naam 4] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden mr. [naam 5] , mr. [naam 15] en mr. [naam 6] .
Overwegingen
Feiten
1. Eiseres is op 29 mei 2019 opgericht. Het bestuur van eiseres bestaat bij oprichting uit [naam 1] , [naam 7] en [naam 8] .
2. De statutaire doelstelling van eiseres luidt volgens artikel 2 van de oprichtingsakte als volgt:
3. Het beleidsplan 2021-2022 van eiseres bevat een beschrijving van de doelstelling en de activiteiten van eiseres, alsmede van de financiering en de impact ervan. Het beleidsplan geeft de volgende samenvatting hiervan:
4. In een tot de gedingstukken behorend ‘beleidsstuk eenzaamheid’ van eiseres staat - voor zover hier van belang - het volgende vermeld:
5. Op de website van eiseres [website] staan, voor zover hier van belang, de volgende passages over het doel, de activiteiten en de organisatie van eiseres:
6. Bij akte van 10 maart 2023 zijn de statuten van eiseres als volgt gewijzigd:
7. Na de statutenwijziging is het bestuur van eiseres als volgt samengesteld:
1. [naam 1]
2. [naam 10]
3. [naam 13]
4. [naam 11]
5. [naam 12]
8. [De B.V.] is opgericht bij akte op 22 maart 2018. Het bestuur van [De B.V.] bestaat uit [naam 1] en [naam 7] . [naam 1] en [naam 7] zijn indirect, via hun persoonlijke holdings, aandeelhouders van de BV. Bij oprichting hield [naam 1] een aandelenbelang van circa 5%. Deze aandelen zijn vervolgens gecertificeerd via de op 29 juni 2022 opgerichte [stichting 3] ( [stichting 3] ). Daarbij is het aandelenbelang van de [stichting 3] via een emissie uitgebreid naar circa 10% van de aandelen. [De B.V.] maakt deel uit van het bestuur van [stichting 3] .
9. De oprichtingsakte van 22 maart 2018 van [De B.V.] luidt - voor zover hier van belang - als volgt:
10. Bij akte van 9 februari 2019 zijn de statuten van [De B.V.] als volgt gewijzigd:
11. Bij akte van 26 oktober 2021 zijn de statuten van [De B.V.] als volgt gewijzigd:
12. Tot de gedingstukken behoort een overeenkomst van 29 februari 2023 tussen [De B.V.] (in de overeenkomst aangeduid als ‘de Vennootschap’) en eiseres (aangeduid als ‘de Stichting’), genaamd ‘Overeenkomst Gebruik Merkenrecht ‘ [merknaam] ’’. Deze overeenkomst is de schriftelijke uitwerking en vastlegging van de eerder mondeling overeengekomen overeenkomst die is aangevangen op 29 mei 2019 (oprichtingsdatum van eiseres) en luidt – voor zover hier van belang – als volgt:
“Artikel 1 — Samenwerking en gebruik Merkenrecht
1.1 Het doel van de overeenkomst is het vastleggen van afspraken rondom het gebruik en toepassing van het merkenrecht ‘ [merknaam] ’ (hierna ‘het Merkenrecht’) door Partijen.
1.2 Partijen zullen zich inspannen in het nastreven van de gedeelde sociaal-maatschappelijke
doelstelling en daarbij het merkenrecht positief aan te wenden.
1.3 Partijen bespreken in goed overleg alle ontwikkelingen en mogelijkheden met betrekking
tot de positionering van het Merkenrecht en de verdere ontwikkeling daarvan.
Artikel 2 — Eigendom Merkenrecht en samenhangende rechten en verplichtingen
2.1 De Vennootschap is en blijft eigenaar van het Merkenrecht.
2.2 De kosten voor het in stand houden van het Merkenrecht, waaronder de kosten voor de
website en domeinnamen, komen voor rekening van de Vennootschap.
2.3 De Vennootschap verleend hierbij aan de Stichting — om niet — een niet-exclusieve
licentie op het Merkenrecht die nodig is het kader van de uitvoeren en ontwikkeling van
de activiteiten van de Stichting. De Stichting is toegestaan sublicenties te verlenen aan
‘lokale [merknaam] stichtingen’. De Stichting is niet bevoegd sublicenties te verlenen aan
(andere) derden zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de Vennootschap.
2.4 De Stichting heeft met het voeren van het Merkenrecht in combinatie met haar algemeen
nuttige activiteiten een positieve invloed op de uitstraling en ontwikkeling van het
Merkenrecht en draagt daarmee bij aan de waardeontwikkeling van het Merkenrecht.
2.5 Ter compensatie van die waardeontwikkeling, vanwege de gedeelde sociaal-maatschappelijke doelstelling van Partijen en omdat de Vennootschap hiermee invulling
geeft aan haar wens via de Stichting bij te dragen aan de sociaal-maatschappelijke
doelstelling, heeft de Vennootschap de volgende verplichtingen:
a. de Vennootschap ondersteund de Stichting financieel door jaarlijks ten minste 50
procent van haar jaarwinst te doneren aan de Stichting;
b. de Vennootschap moet de boodschap van het tegengaan van eenzaamheid onder
ouderen uitdragen, conform haar statutaire doelstelling;
c. de Vennootschap beoogt gezonde soepen op een zo duurzame mogelijke manier te
produceren; en
d. de Vennootschap ondersteund de Stichting operationeel.
(…)
Artikel 6 — Concurrentie
Het is de Stichting niet toegestaan om zonder toestemming van de Vennootschap soortgelijke producten als die van de Vennootschap op de markt te zetten of een belang te hebben bij een bedrijf die dit doet.”
13. De belastbare winsten/bedragen voor de vennootschapsbelasting van [De B.V.] bedragen:
14. Eiseres faciliteert en ondersteunt diverse andere lokale ' [merknaam] ’-stichtingen per stad waarin [naam activiteit] worden georganiseerd. Hiervoor sluiten deze stichtingen een franchiseovereenkomst met eiseres. Tot de stukken behoren een aantal gelijkluidende franchiseovereenkomsten, genaamd ‘samenwerkings- en licentieovereenkomst’, met stichtingen in verschillende steden. Zo is in de franchiseovereenkomst met [stichting 4] - voor zover hier van belang - het volgende vastgelegd (eiseres is hierin aangeduid als ‘de Stichting’ en [De B.V.] als ‘de Vennootschap’):
De door de Stichting ontwikkelde en ter beschikking gestelde Formule bestaat o.a. uit de
volgende kenmerken en rechten:
i. de Formule heeft tot doel eenzaamheid en verveling bij ouderen weg te nemen door het faciliteren van activiteiten gericht op onder andere het gezamenlijk maken van soepen door ouderen en jongeren (studenten), alsmede andere activiteiten;
ii. het recht op gebruik van het merk en de handelsnaam " [merknaam] ", het logo en de huisstijl;
iii. de werkwijze ten aanzien van i) de organisatie van verscheidene activiteiten met ouderen, het werven van vrijwilligers en ouderen en de marketing en de PR strategie;
iv. het gebruik van bepaalde bereidingsmethoden en recepten tijdens de activiteiten.
Een en ander nader uitgewerkt in het " [handboek] " (het "Handboek "), welke als bijlage 1 bij de Overeenkomst is gevoegd. Het Handboek kan van tijd tot tijd eenzijdig door de Stichting worden aangepast, waarvan de [stichting 4] schriftelijk op de hoogte wordt gesteld.
(…)
8 (Financiële) ondersteuning
8.1.
De Stichting vraagt subsidies aan bij subsidieverstrekkende instanties, zoals bijvoorbeeld gemeenten en goede doelen, waarna deze subsidies worden aangewend ter financiering van (de activiteiten) van de Stichting en de aan haar gelieerde stichtingen/steden (de "Subsidies ").
8.2.
De Vennootschap verbindt zich ertoe minimaal 50% (vijftig procent) van haar nettowinst per jaar beschikbaar te stellen aan de Stichting. In ruil voor deze financiële bijdrage(n), zullen de Stichting en [stichting 4] de door hun (tijdens de activiteiten) ontwikkelde nieuwe (soep)recepten terstond delen met de Vennootschap.
8.3.
De Stichting stelt de door haar ontvangen Subsidies en bijdragen van de Vennootschap vervolgens gedeeltelijk ter beschikking aan [stichting 4] , zodat zij haar activiteiten kan uitvoeren. Voor het vaststellen van (de hoogte van) een bijdrage aan [stichting 4] treden Partijen telkens (per activiteit) met elkaar in overleg. [stichting 4] zal voorafgaand aan dat overleg aan de Stichting een omschrijving van de activiteit en begroting doen toekomen.
(…)
8.6.
[stichting 4] mag de (met de ouderen) gemaakte soepen verkopen aan lokale winkels (niet zijnde landelijke ketens) en op evenementen, na goedkeuring van de Stichting. [stichting 4] is ervoor verantwoordelijk om de kwaliteit (van deze soepen) te waarborgen, alsmede dat de hygiënemaatregelen bij het produceren van de soep ten alle tijden zijn gewaarborgd en nageleefd. De opbrengsten van deze soepverkoop kan [stichting 4] zelf gebruiken ter financiering van de activiteiten of om in andere kosten te voorzien. De Vennootschap, bij een bepaald volume aan verkoop bepalen dat de soepverkoop door de Stichting en/of de Vennootschap zal worden overgenomen.
8.7.
De Stichting zal [stichting 4] waar mogelijk (actief) ondersteunen om haar ideële
doel zo veel als mogelijk te verwezenlijken. Zo zal de Stichting de [stichting 4] bijvoorbeeld - indien redelijkerwijs mogelijk - ondersteunen i) op het gebied van het werven van vrijwilligers en ouderen, ii) bij het opzetten van activiteiten en iii) zal zij marketingmateriaal ter beschikking stellen.
9 Restrictieve bepalingen
15. Volgens de gedingstukken luidt de tekst van de etiketten van de voor de verkoop bestemde soepen als volgt:
[Tekst etiket]
Geschil
16. In geschil is of het verzoek van eiseres om als ANBI te worden aangemerkt terecht is afgewezen.
17. Eiseres stelt zich op het standpunt dat zij als ANBI moet worden aangemerkt. Zij stelt dat haar activiteiten gericht zijn op het tegengaan van eenzaamheid onder ouderen en dat haar activiteiten binnen de wettelijk als algemeen nuttig aangewezen categorie ‘welzijn’ vallen. Eiseres stelt voorts dat met haar activiteiten uitsluitend of nagenoeg uitsluitend het algemeen belang wordt gediend en dat zij niet het particuliere belang van [De B.V.] en/of haar aandeelhouders dient. Verder stelt eiseres dat haar activiteiten niet primair gericht zijn op een sociaal belang of de particuliere belangen van de deelnemers aan haar activiteiten. Volgens eiseres is ook aan de kwantitatieve toets voldaan en dienen haar activiteiten niet meer ‘dan bijkomstig’ (10%) de particuliere belangen van [De B.V.] en/of haar aandeelhouders. Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en eiseres aan te merken als ANBI per 1 januari 2021.
18. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiseres terecht niet als ANBI is aangemerkt. Verweerder stelt dat de activiteiten van eiseres niet passen binnen de in de AWR als algemeen nuttig aangewezen categorie ‘welzijn’. Verweerder meent voorts dat eiseres met haar activiteiten mede de particuliere belangen van [De B.V.] en haar aandeelhouders dient. Daarnaast stelt verweerder dat de activiteiten van eiseres primair gericht zijn op een sociaal belang en op de particuliere belangen van de deelnemers, en daarmee niet primair en rechtstreeks op het algemeen belang. Ten slotte stelt verweerder dat, ook indien eiseres wel een algemeen belang zou beogen, de werkzaamheden meer dan ‘bijkomstig’ (10%) de particuliere belangen van [De B.V.] en haar aandeelhouders dienen, waardoor niet aan het criterium ‘uitsluitend of nagenoeg uitsluitend’ wordt voldaan. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
19. Voor het overige verwijst de rechtbank naar de gedingstukken.
Beoordeling van het geschil
20. Ingevolge artikel 5b, eerste lid, onder a, van de AWR, is een algemeen nut beogende instelling een instelling die:
- uitsluitend of nagenoeg uitsluitend het algemeen nut beoogt;
- haar gegevens op elektronische wijze via internet openbaar maakt;
- voldoet aan bij ministeriele regeling te stellen voorwaarden;
- gevestigd is in het Koninkrijk, in een andere lidstaat van de Europese Unie of in een bij ministeriele regeling aangewezen staat, en
- door de daartoe bevoegde inspecteur als zodanig is aangemerkt.
21. In het derde lid van artikel 5b van de AWR is - voor zover hier van belang - het volgende bepaald:
22. De activiteiten dienen primair en rechtstreeks gericht te zijn op het algemeen belang (de kwalitatieve toets). Het gaat daarbij dus niet om de vraag of ten gevolge van die werkzaamheden om enigerlei reden (indirect) het algemeen belang gediend is (zie Hoge Raad 12 mei 2006, ECLI:NL:HR:2006:AT8202, rechtsoverweging 3.4). Als algemeen nuttige doelen kwalificeren slechts de wettelijke categorieën als bedoeld in artikel 5b lid 3 AWR. Bij de beoordeling of hiervan sprake is moet niet slechts worden gelet op de statutaire doelstelling van de stichting, maar ook op haar feitelijke werkzaamheden (zie Hoge Raad 25 november 2016, ECLI:NL:HR:2016:2666, rechtsoverweging 2.4.2). Ingevolge artikel 1a onder b. van de Uitvoeringsregeling Algemene wet inzake rijksbelastingen 1994 (hierna: de Uitvoeringsregeling) dient uit de regelgeving en de feitelijke werkzaamheden van eiseres te blijken dat eiseres uitsluitend of nagenoeg uitsluitend het algemeen belang dient (kwantitatieve toets). Onder ‘uitsluitend of nagenoeg uitsluitend’ dient ingevolge vaste jurisprudentie te worden verstaan voor 90% of meer.
23. In zijn arrest van 12 oktober 1960, ECLI:NL:HR:1960:AY1355, heeft de Hoge Raad het volgende overwogen:
24. Verweerder heeft naar voren gebracht dat uit de statutaire doelstelling van eiseres niet bij voorbaat valt uit te sluiten dat eiseres rechtstreeks het algemeen belang beoogt. Ter zitting heeft verweerder toegezegd dat als uit de feitelijke activiteiten volgt dat eiseres het algemeen nut beoogt, wordt aangenomen dat de doelstelling volgens de statuten ook voldoen aan de kwalitatieve toets. Het komt dan ook aan op de vraag of de feitelijke werkzaamheden van eiseres rechtstreeks erop gericht zijn om het algemeen belang te dienen. Vervolgens is de vraag of is voldaan aan de kwantitatieve toets (de feitelijke werkzaamheden dienen het algemeen belang geheel of nagenoeg geheel). De bewijslast rust op eiseres. Zij moet dus tegenover de gemotiveerde stellingname van verweerder aannemelijk maken dat zij voldoet aan de krachtens de wet gestelde voorwaarden om te worden aangemerkt als ANBI.
25. Eiseres stelt dat zij met haar activiteiten het welzijn van kwetsbare ouderen en daarmee het algemeen nut dient. Partijen hebben in dit verband ter illustratie gewezen op een brief van de staatssecretaris van Financiën (Kamerbrief van 19 juni 2019, Kamerstukken 2018/2019, 35026, nr. 67). Ten aanzien van de categorie welzijn is in deze brief is het volgende opgemerkt:
26. Over de kwalificatie van welzijn als ‘algemeen nut’ is in de parlementaire geschiedenis bij de totstandkoming van artikel 5b van de AWR onder meer het volgende opgemerkt (Kamerstukken II 2011/12, nr. 33 006, nr. 3, blz. 24):
27. De rechtbank is van oordeel dat de activiteiten van eiseres, vallend onder de noemer gezamenlijk koken en het bezoeken van ouderen door haar vrijwilligers, direct gericht zijn op het bevorderen van het welzijn van kwetsbare ouderen. Deze activiteiten zijn er rechtstreeks op gericht om eenzaamheid bij ouderen weg te nemen. De rechtbank volgt verweerder niet in zijn betoog dat de doelgroep van eiseres niet voldoende is afgebakend of juist te algemeen is. Niet in geschil is dat de activiteiten bijdragen aan het verminderen van eenzaamheid bij ouderen. Dit wordt ook bevestigd door het - ter zitting nader toegelichte - onderzoek dat eiseres heeft verricht naar de impact van haar activiteiten. De doelgroep is blijkens de stukken concreet omschreven en eiseres heeft haar strategie om eenzame ouderen te bereiken vastgelegd in het door haar opgestelde ‘beleidsstuk eenzaamheid’, zoals weergegeven onder 4. Eiseres heeft ter zitting - en dit is ook onweersproken gebleven - toegelicht dat het ‘beleidsstuk eenzaamheid’ een vastlegging betreft van haar bestaande activiteiten. Aannemelijk is dat eiseres de in dit beleidsstuk beschreven strategie om ouderen te bereiken gedurende de beoordelingsperiode ook daadwerkelijk ten uitvoer heeft gebracht. Uit het beleidsstuk volgt dat bij aanmelding bij [eiseres] een aantal gestandaardiseerde vragen worden gesteld om erachter te komen of de oudere eenzaam is en het leuk vindt om regelmatig bezoekjes van de vrijwilligers van eiseres te ontvangen. Ook volgt uit het beleidsstuk dat de doelgroep op diverse wijzen en via diverse kanalen wordt bereikt en dat daarbij wordt samengewerkt met lokale huisartsen, fysio’s, thuisorganisaties, buurthuizen en apotheken en met andere organisaties zoals het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Ter zitting heeft eiseres nader uiteengezet hoe de contacten, bijvoorbeeld met de huisartsen en de fysio’s, verlopen en hoe daarbij haar doelgroep - de eenzame ouderen - wordt bereikt.
28. Voorts is de rechtbank van oordeel dat de kookdagen en de bezoeken van ouderen door vrijwilligers niet primair zijn gericht op vermaak of ontspanning. Vermaak en ontspanning zijn aan te merken als bijkomende effecten van de primaire doelstelling van eiseres om met haar activiteiten eenzaamheid onder ouderen tegen te gaan. De activiteiten draaien niet om ontspanning of het gezellig verkeer, waaraan een bepaalde kring personen behoefte heeft, maar om bestrijding van eenzaamheid, hetgeen voorziet in een behoefte die van wezenlijk belang is voor het welzijn van de betrokken. In dat opzicht kan niet worden gezegd dat de activiteiten zijn gericht op particuliere belangen van de deelnemers. Het welzijn van de ouderen is in die zin niet het bijkomend effect maar de primaire doelstelling van de activiteiten van eiseres. Hierbij merkt de rechtbank op dat de activiteiten van eiseres voldoende vergelijkbaar zijn met de in bovenvermelde Kamerbrief van de staatssecretaris genoemde voorbeelden, namelijk de gevallen waarin sprake uitstapjes en vakanties voor ouderen en zieken die zonder begeleiding niet meer buiten de deur of verpleegomgeving komen en in een sociaal isolement verkeren. Het algemeen nut staat aldus voorop bij eiseres en het bijkomende effect van ontspanning en vermaak staan er niet aan in de weg om eiseres als algemeen nut beogende instelling aan te merken.
29. De rechtbank volgt verweerder niet in zijn betoog dat het sociale belang van de activiteiten van eiseres eraan in de weg staan om aan te nemen dat de activiteiten van eiseres rechtstreeks zijn gericht op het algemeen belang. Uit het beleidsplan, de website en het ‘beleidsstuk eenzaamheid’, volgt dat de activiteiten van eiseres niet alleen erop zijn gericht om in zijn algemeenheid verbindingen leggen en de sociale cohesie te bevorderen, maar dat de activiteiten van eiseres er ook concreet op zijn gericht eenzaamheid bij ouderen tegen te gaan.
30. Partijen zijn verder verdeeld over de vraag of de activiteiten van eiseres gericht zijn op het particuliere belang van [De B.V.] en/of haar aandeelhouders. De rechtbank overweegt dienaangaande als volgt.
31. In de eerste plaats overweegt de rechtbank dat de commerciële activiteiten van [De B.V.] zijn ondergebracht in een afzonderlijke rechtspersoon (de BV) en aldus zijn afgescheiden van de activiteiten van eiseres. De commerciële activiteiten van de BV staan er in beginsel niet aan in de weg om de activiteiten van eiseres aan te merken als algemeen nut beogend. In de op 10 maart 2023 gewijzigde statuten van eiseres (zie onder 6) is voorts vastgelegd dat de aandeelhouders van [De B.V.] en haar uiteindelijke belanghebbenden nooit een meerderheid van stemmen in het bestuur van de BV kunnen verkrijgen. Hiermee is gewaarborgd dat zij niet het handelen van eiseres kunnen bepalen en dat eiseres en de BV onafhankelijk van elkaar blijven functioneren.
32. De rechtbank acht voorts aannemelijk dat [De B.V.] aanzienlijke marketingvoordelen geniet van de activiteiten van eiseres. Aannemelijk is dat de algemeen nuttige activiteiten van eiseres de verkopen van soep door de BV bevorderen en dat de activiteiten van eiseres de naamsbekendheid van het merk [merknaam] vergroten. [De B.V.] maakt hiervan ook gebruik doordat de activiteiten van eiseres staan vermeld op de etiketten van de voor verkoop bestemde soepen (zie onder 15). Daarnaast is aannemelijk dat het merkenrecht in waarde stijgt door de positieve invloed van activiteiten van eiseres op de uitstraling en ontwikkeling van het merk [merknaam] , terwijl niet in geschil is dat het merkenrecht ‘ [merknaam] ’ in eigendom toebehoort aan de BV. Hieruit volgt dat [De B.V.] door de activiteiten van eiseres ook het voordeel heeft van de waardestijging van het merkenrecht. De marketingvoordelen en de waardestijging van het merkenrecht komen in beginsel ten goede aan [De B.V.] en aan haar aandeelhouders.
33. De vraag is of tegenover bovengenoemde marketingvoordelen en de waardestijging van het merkenrecht voldoende tegenprestaties staan van [De B.V.] aan eiseres. Uit artikel 2 van de ‘Overeenkomst Gebruik Merkenrecht ‘ [merknaam] ’’ (weergegeven onder 12) maakt de rechtbank op dat de tegenprestaties van de BV bestaan uit operationele ondersteuning en financiële ondersteuning van eiseres doordat [De B.V.] jaarlijks tenminste 50% van haar jaarwinst doneert aan eiseres. De rechtbank volgt eiseres ook voor zover zij betoogt dat de tegenprestaties van de BV erin bestaan dat eiseres het (niet-exclusieve) recht heeft om het merkenrecht van de BV om niet te gebruiken. Dit gebruiksrecht om niet is vastgelegd in genoemde overeenkomst.
34. Partijen houdt verdeeld de vraag of de genoemde tegenprestaties van voldoende omvang zijn om te kunnen vaststellen dat de BV en/of haar aandeelhouders geen voordelen hebben van de activiteiten van eiseres. Verweerder stelt dat dit niet het geval is. Ook op dit punt rust de bewijslast op eiseres. De rechtbank is van oordeel dat eiseres op dit punt niet voldoende bewijs heeft geleverd. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
35. Op basis van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting stelt de rechtbank vast dat de jaarlijkse donaties van de BV aan eiseres € 42.464 (2020), € 76.857 (2021) en circa € 250.000 (2022), hebben bedragen en dat voor 2023 de jaarstukken worden opgemaakt waarbij de donatie naar verwachting ongeveer € 150.000 zal bedragen. De rechtbank begrijpt dat de BV hiermee in feite niet meer dan circa 50% van haar jaarwinsten over de voorafgaande jaren heeft gedoneerd.
36. Eiseres heeft - hoewel dat wel op haar weg lag - geen berekening of inschatting gemaakt van de genoemde marketingvoordelen en van de waardeaangroei van haar merkenrecht als gevolg van de activiteiten van eiseres. Evenmin is inzichtelijk gemaakt wat de waarde is van het (niet-exclusieve) gebruiksrecht van het merkenrecht en wat de aard en de omvang is van de operationele ondersteuning van eiseres door de BV. Voorts ontbreken jaarstukken van [De B.V.] en bieden de gedingstukken onvoldoende aanknopingspunten om een beeld te krijgen van de activiteiten van de BV en het winstaandeel dat de BV en haar aandeelhouders toekomt op basis van haar eigen activiteiten. Hierbij speelt in het bijzonder de vraag in hoeverre [De B.V.] zelf marketingactiviteiten ontplooit en of haar uit dien hoofde voordelen toekomen die niet toerekenbaar zijn aan de activiteiten van eiseres.
37. In dit verband weegt de rechtbank voorts mee dat de mogelijkheid bestaat dat de BV de ‘Overeenkomst Gebruik Merkenrecht ‘ [merknaam] ’’ met eiseres opzegt. Het feit dat het bestuur en/of de uiteindelijke belanghebbenden van de BV in kwantitatief opzicht geen doorslaggevende stem hebben in eiseres brengt de rechtbank niet tot een ander oordeel. Met opzegging zou het gebruik om niet van het merkenrecht vervallen. Ook de jaarlijkse winstdonaties zouden daarmee onzeker worden. De statuten van [De B.V.] bieden op zichzelf bezien onvoldoende zekerheid voor continuering van de jaarlijkse winstdonaties van de BV aan eiseres. Ter zake van de winstbestemming geldt volgens artikel 18 lid 2 van de statuten van de BV dat de algemene vergadering van aandeelhouders voor een gedeelte ter grootte van maximaal een percentage van vijftig procent (50 %) kan besluiten tot uitkering aan de aandeelhouders. Het overige gedeelte van de vrij uitkeerbare winst - met een minimum van vijftig procent (50 %) - dient te worden gedoneerd aan eiseres en/of te worden geïnvesteerd casu quo aangewend met inachtneming van het doel van de BV. Uit deze laatste zinsnede volgt dat de ava ertoe kan besluiten het overige gedeelte van de uitkeerbare winst niet te doneren aan eiseres maar aan andere doelen te besteden. Investeringen in de BV en aanwending van winst met inachtneming van het doel van de BV, zijn uitgaven die niet ten goede komen aan eiseres.
38. Het voorgaande - in onderlinge samenhang beschouwd - brengt de rechtbank tot het oordeel dat [De B.V.] eiseres onvoldoende compenseert voor bovengenoemde voordelen. De rechtbank kan niet met voldoende zekerheid vaststellen dat de BV per saldo geen voordeel heeft of kan verkrijgen van de activiteiten van eiseres. Hierdoor bestaat de mogelijkheid dat de BV en haar aandeelhouders in belangrijke mate worden bevoordeeld door de activiteiten van eiseres. Gelet hierop zijn met de activiteiten van eiseres particuliere belangen gemoeid en staat dit de ANBI-status van eiseres in de weg.
39. Gelet op het voorgaande komt de rechtbank niet toe aan de kwantitatieve toets en de vraag of eiseres met haar werkzaamheden meer dan bijkomstig (10%) andere belangen dient. Ter zitting heeft eiseres aangegeven dat met verwijzing naar andere ANBI’s geen beroep wordt gedaan op het gelijkheidsbeginsel en dat evenmin aan de orde is de vraag of zij moet worden aangemerkt als een steunstichting in de zin van het derde lid aanhef en onderdeel m van artikel 5b van de AWR, zodat dit geen behandeling behoeft.
Slotsom
40. Gelet op het hiervoor overwogene zal het beroep ongegrond worden verklaard.
Proceskosten
Er is geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.A. Fase, voorzitter, en mr. G.H. de Soeten en mr. P.A. Caljé, leden, in aanwezigheid van H. van Lingen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 12 juni 2024.
Metadata
Schenk- en erfbelasting