Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

X (belanghebbende) ontving bijstand op grond van de Participatiewet (Pw). De gemeente Rotterdam besloot de bijstandsuitkering over de periode van 1 januari 2020 tot 31 augustus 2020 te herzien en een bedrag van € 843,25 terug te vorderen. Dit besluit werd later bijgesteld, waarbij de netto terugvordering werd vastgesteld op € 825,75 en de bruto terugvordering, inclusief brutering, op € 1.296,93. De herziening volgde na een onderzoek waaruit bleek dat X in deze periode verschillende contante stortingen en bijschrijvingen op haar bankrekening had ontvangen, die zij niet had gemeld. De gemeente beschouwde deze stortingen als inkomen, wat leidde tot de terugvordering.

X is tegen dit besluit bij Rechtbank Rotterdam in beroep gegaan en betoogt onder andere dat de stortingen afkomstig waren van haar eigen geld of leningen en dat het brutobedrag van de terugvordering te hoog is.

De Rechtbank oordeelt echter dat de gemeente juist heeft gehandeld en dat de stortingen als inkomen moeten worden aangemerkt. Daarnaast oordeelt de Rechtbank dat de berekening van het brutobedrag correct is.

Wel wordt de gemeente veroordeeld tot het betalen van een immateriële schadevergoeding van € 2.000 wegens overschrijding van de redelijke termijn in de beroepsprocedure.

Het beroep wordt verder ongegrond verklaard.

Metadata

Rubriek(en)
Sociale verzekeringen
Belastingtijdvak
1 januari 2020 tot 31 augustus 2020
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Datum instantie
29 juli 2024
Rolnummer
21/3849
ECLI
ECLI:NL:RBROT:2024:7383
NLF-nummer
NLF 2024/2034
Aflevering
10 september 2024

Naar de bovenkant van de pagina