Direct naar content gaan

Samenvatting

X (bv; belanghebbende) heeft voor twee auto’s verzocht om teruggaaf van BPM wegens export. De Inspecteur heeft de gevraagde teruggaven bij beschikkingen verleend.

De Inspecteur heeft de bezwaren tegen de beschikkingen ongegrond verklaard. Hij heeft ambtshave de resterende BPM voor beide auto’s teruggegeven.

In geschil is of X recht heeft op een kostenvergoeding voor de bezwaarfase, omdat de bezwaren gegrond hadden moeten worden verklaard vanwege het recht op (aanvullende) teruggaaf voor de auto’s.

Volgens Hof Den Bosch voert de Inspecteur de teruggaafregeling correct uit omdat hij bij de berekening van de teruggaaf bij export is uitgegaan van de BPM die op de datum van de tenaamstelling verschuldigd was en niet van de daadwerkelijk betaalde BPM.

X heeft in bezwaar, beroep en hoger beroep niet gesteld dat de omstandigheid dat de tenaamstelling van de auto’s meer dan vijf werkdagen na de aangifte voor de BPM heeft plaatsgevonden aan de overheid is te wijten. Evenmin kan worden gezegd dat de omstandigheid dat X te veel BPM op aangifte heeft betaald, het gevolg is van een aan de Inspecteur te wijten onrechtmatigheid als bedoeld in artikel 7:15, lid 2, Awb.

X heeft daarom geen recht op vergoeding van de kosten die zij heeft moeten maken in verband met de behandeling van de bezwaren.

Het beroep is ongegrond.

Metadata

Rubriek(en)
Autobelastingen
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
2021
Instantie
Hof Den Haag
Datum instantie
29 februari 2024
Rolnummer
23/62; 23/63
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2024:730
NLF-nummer
NLF 2024/1335
Aflevering
4 juni 2024
bwbr0005806&artikel=14a,bwbr0005806&artikel=14a,bwbr0005813&artikel=8d&lid=1,bwbr0005813&artikel=8d&lid=1

Naar de bovenkant van de pagina