Direct naar content gaan

Samenvatting

In een brief aan de Tweede Kamer geeft de staatssecretaris aan dat het wetsvoorstel ‘Wet werkelijk rendement box 3’ voor advies is aangeboden aan de Afdeling advisering van de Raad van State (de Afdeling). De adviesaanvraag is conform de aangenomen motie Idsinga, waarin de regering wordt verzocht het voorbereidingsproces voor een stelsel in box 3 op basis van werkelijk rendement voort te zetten. Ten tweede onderstrepen de arresten van de Hoge Raad op 6 juni 2024 (zie 23/00653, ECLI:NL:HR:2024:705) nogmaals het belang van het zo snel mogelijk introduceren van een stelsel in box 3 dat is gebaseerd op het belasten van het werkelijke rendement. Door het nu starten van de adviesaanvraag hoopt de staatssecretaris dat het nieuwe kabinet een snelle start kan maken met een dergelijk stelsel. Als het advies is ontvangen van de Afdeling kan het nieuwe kabinet uiteraard beslissen om het wetsvoorstel niet of in gewijzigde vorm in te dienen bij de Tweede Kamer.

De inhoud van het wetsvoorstel is grotendeels bekend vanwege de internetconsultatie die in het najaar van 2023 heeft plaatsgevonden, uit de brieven die de staatssecretaris aan de Kamer heeft gestuurd en de debatten die daarover hebben plaatsgevonden. Een onderwerp dat echter nog niet helemaal was uitgewerkt ten tijde van het laatste Commissiedebat op 18 april 2024, is het belasten van onroerende zaken in box 3. De staatssecretaris heeft toegezegd de Kamer hierover te informeren.

Voor onroerende zaken geldt in afwijking van de vermogensaanwasbelasting een vermogenswinstbelasting. Bij het rendement over onroerende zaken is sprake van indirect en direct rendement. Indirect rendement is de vermogenswinst die wordt gemaakt door de waardeontwikkeling gedurende de periode dat de belastingplichtige de onroerende zaak bezit. Deze vermogenswinst wordt in principe aan het einde van de bezitsduur, op het moment van bijvoorbeeld verkoop, belast. Dit kan vanzelfsprekend ook een vermogensverlies zijn. Het belasten van het indirecte rendement werkt voor alle onroerende zaken in box 3 hetzelfde. Direct rendement is het rendement dat een belastingplichtige jaarlijks behaalt met de onroerende zaak, zoals huur- en pachtopbrengsten. Het directe rendement hoeft niet per se in geld te worden ontvangen, maar kan ook in natura zijn voor het eigen gebruik van de onroerende zaak. Voor het belasten van het directe rendement is gekozen voor een indeling in drie categorieën, afhankelijk van het gebruik van de onroerende zaak. Er wordt onderscheid gemaakt tussen:

  1. een onroerende zaak die nagenoeg het gehele jaar verhuurd wordt (minimaal 90% verhuur);
  2. een onroerende zaak die het gehele jaar niet wordt verhuurd; en
  3. gemengd gebruik (de onroerende zaak wordt verhuurd, maar minder dan 90% van het jaar).

In het eerste geval worden de ontvangen huur- of pachtinkomsten belast. Er geldt een kostenaftrek voor onderhoudskosten en andere kosten. Als de onroerende zaak het hele jaar niet wordt verhuurd, wordt deze belast op basis van een vastgoedbijtelling. De vastgoedbijtelling is een vast percentage van de WOZ-waarde, waarbij al rekening is gehouden met onderhoudskosten. De vastgoedbijtelling is dus een nettobijtelling, die het voordeel in natura voor de beschikbaarheid voor eigen gebruik belast. Tot slot wordt bij gemengd gebruik gekeken naar zowel de hoogte van de huurinkomsten als naar de hoogte van de vastgoedbijtelling. In dit geval wordt het hoogste van deze twee bedragen belast.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2024 e.v.
Instantie
MvF
Datum instantie
19 juni 2024
Rolnummer
2024-0000351785
Auteur(s)
mr. T.C. Hoogwout
Erasmus Universiteit Rotterdam / Zelfstandig belastingadviseur
NLF-nummer
NLF 2024/1556
Aflevering
2 juli 2024
Judoregnummer
JCDI:NFB6474
bwbr0011353&artikel=5.2,bwbr0011353&artikel=5.2

Naar de bovenkant van de pagina