Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

X (belanghebbende) is in 1941 geboren. Zij is weduwe, heeft de Nederlandse nationaliteit en woont in Nederland. Haar echtgenoot was grensarbeider en als vrachtwagenchauffeur werkzaam voor een in België gevestigde werkgever. In 2003 kwam hij door een verkeersongeval om het leven. X is zelf nimmer in België werkzaam geweest.
X heeft in de jaren 2003 en 2004 van de SVB een Anw-uitkering ontvangen van resp. € 7.155 en € 7.481. Zij heeft in die jaren verder een overlevingspensioen voor nagelaten betrekkingen van de Belgische Rijksdienst voor Pensioenen (hierna: RVP) ontvangen van resp. € 9.353 en € 9.947.
In geschil is of het Belgisch overlevingspensioen waarop in België vanaf 2004 de wettelijke solidariteitsbijdrage is ingehouden terecht is betrokken in de grondslag voor de heffing van premie volksverzekeringen van X in Nederland (jaren 2003 en 2004).
Hof Den Haag heeft geoordeeld dat premie-inkomen met de uitkering van het Belgisch overlevingspensioen dient te worden verminderd alvorens premieheffing in Nederland kan plaatsvinden. De staatssecretaris van Financiën heeft cassatieberoep ingesteld.
Volgens A-G van Ballegooijen valt X onder de werkingssfeer van Verordening 1408/71 en is sprake van dubbele onderworpenheid. Het exclusiviteitsbeginsel brengt volgens de A-G mee dat X, die sociaal verzekerd is in Nederland, niet tevens in België, waar ze niet verzekerd is, wordt onderworpen aan de verplichting om bijdrage te leveren aan de sociale zekerheid. En zelfs als X geen beroep op het exclusiviteitsbeginsel van Verordening 1408/71 kan doen, dan geldt dat het primaire gemeenschapsrecht aan de heffing van de solidariteitsbijdrage in de weg staat.
De conclusie van de A-G luidt dat de RVP de afgehouden solidariteitsbijdrage aan X dient te retourneren, en Nederland het bruto overlevingspensioen in het premie-inkomen zou hebben mogen begrijpen. Het cassatieberoep van de staatssecretaris is gegrond, aldus de A-G.
Het incidentele cassatieberoep van X inzake de proceskostenvergoeding wordt door de A-G niet behandeld.

Metadata

Rubriek(en)
Sociale verzekeringen
Belastingtijdvak
2003-2004
Instantie
A-G
Datum instantie
20 december 2011
Rolnummer
11/02688
ECLI
ECLI:NL:PHR:2011:BV2494

Naar de bovenkant van de pagina