Direct naar content gaan

Samenvatting

In deze zaak, die handelt over een naheffingsaanslag parkeerbelasting, heeft de Heffingsambtenaar niet tijdig uitspraak op bezwaar gedaan en is hij door X (belanghebbende) op 2 mei 2017 in gebreke gesteld, maar wel bij een onbevoegd bestuursorgaan. Bij Hof Amsterdam was de hoogte van de dwangsom in geschil.

X betoogt dat de ingebrekestelling op 2 mei 2017 door een onbevoegd bestuursorgaan is ontvangen en dat die datum bij het bepalen van de verschuldigde dwangsom uitgangspuntĀ moet zijn.

Het Hof heeft geoordeeld dat, ook indien veronderstellenderwijs moet worden aangenomen dat de ingebrekestelling op 2 mei 2017 bij het onbevoegde bestuursorgaan is ingediend, het begin van de termijn waarover de dwangsom is verschuldigd niet eerder is aangevangen dan op 8 mei 2017, de datum waarop de ingebrekestelling door het bevoegde bestuursorgaan is ontvangen.

Tegen dit oordeel heeft X cassatieberoep ingesteld, maar de Hoge Raad acht het oordeel van het Hof juist.

Het cassatieberoep wordt ongegrond verklaard.

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
Onbekend
Instantie
HR
Datum instantie
24 september 2021
Rolnummer
21/00375
ECLI
ECLI:NL:HR:2021:1355
Auteur(s)
mr. M.F. Kossen
FT-advocaten / Radboud Universiteit Nijmegen
NLF-nummer
NLF 2021/1923
Aflevering
14 oktober 2021
Judoregnummer
JCDI:NFB4580
bwbr0005537&artikel=2:3,bwbr0005537&artikel=2:3,bwbr0005537&artikel=4:17,bwbr0005537&artikel=4:17,bwbr0005537&artikel=6:15,bwbr0005537&artikel=6:15

Naar de bovenkant van de pagina