Direct naar content gaan

Samenvatting

X (bv; belanghebbende) heeft omzetbelasting vermeld op een factuur ter zake van de verhuur van een golfbaan over de periode van november 2008 tot en met april 2011 aan een dochtervennootschap (de dochter). X heeft deze omzetbelasting niet aangegeven of voldaan. De Inspecteur heeft deze omzetbelasting nageheven, met oplegging van een vergrijpboete van 75%. In geschil is of de vergrijpboete terecht is opgelegd.

Voor Rechtbank Zeeland-West-Brabant en Hof Den Bosch bestrijdt X de boete (mede) met het betoog dat de schatkist per saldo geen nadeel heeft ondervonden: tegenover haar nalaten de verschuldigde omzetbelasting te voldoen, staat het verzuim van de dochter een bedrag gelijk aan deze belasting in aftrek te brengen als voorbelasting. Naar het oordeel van het Hof doet dit verzuim niet af aan het opzet van X. Ook ziet het Hof in dit verzuim geen aanleiding de opgelegde boete te matigen. Tegen dit oordeel heeft X cassatieberoep ingesteld.

A-G Ettema gaat in deze conclusie in op de vraag of het feit dat er per saldo geen nadeel is voor de schatkist, van belang is voor de beoordeling van de beboetbare gedraging (disculpatie), boetegrondslag (reductie) of boetehoogte (mitigatie). Volgens de A-G is dat niet het geval. Zij concludeert tot het ongegrond verklaren van het beroep in cassatie.

Vergrijpboete ondanks niet benadelen schatkist?

A-G Ettema heeft een interessante conclusie uitgebracht over de vraag of aan een belastingplichtige een vergrijpboete kan worden opgelegd ondanks het feit dat de schatkist per saldo geen nadeel heeft geleden. Concreet gaat het om de situatie waarin een moedermaatschappij een vergoeding inclusief btw in rekening heeft gebracht aan haar dochtermaatschappij wegens verhuur van een golfbaan. Deze omzetbelasting is echter niet op aangifte afgedragen. Daartegenover staat dat de dochtermaatschappij ook geen vooraftrek heeft geclaimd. Per saldo is de schatkist niet benadeeld. Desondanks heeft de Inspecteur een naheffingsaanslag en een vergrijpboete opgelegd aan de moedermaatschappij. Hof Den Bosch is hierin meegegaan.

De A-G heeft naar aanleiding van het door belanghebbende ingestelde cassatieberoep de vraag opgeworpen of, en zo ja op welke wijze, in het kader van de boeteoplegging rekening moet worden gehouden met de benadelingsgedachte. De A-G geeft aan dat de wetsgeschiedenis op dit punt niet erg duidelijk is. Op basis van onder andere een drietal arresten van de Hoge Raad concludeert zij echter dat die gedachte slechts een rol speelt bij de evenredigheid van de op te leggen sanctie.

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
2008-2011
Instantie
A-G
Datum instantie
18 juli 2019
Rolnummer
18/02775
ECLI
ECLI:NL:PHR:2019:781
Auteur(s)
E.P. Hageman LLM
Hof Den Bosch
NLF-nummer
NLF 2019/2036
Aflevering
12 september 2019
Judoregnummer
JCDI:NFB2727
bwbr0002320&artikel=67f,bwbr0002320&artikel=67f

Naar de bovenkant van de pagina