Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

Bij akte van 19 december 1990 verwierven de twee kinderen van X ieder voor de helft het recht op de juridische levering van het appartementsrecht van haar woning voor de prijs van fl. 121.800. X hield daarbij het recht van bewoning. Bij dezelfde akte werd de koopsom omgezet in een leenschuld tot hetzelfde bedrag en voorts werd bij die akte van deze lening fl. 66.622 (twee
maal ten behoeve van elk der kinderen - het bedrag van de eenmalig verhoogde vrijstelling van het schenkingsrecht) kwijtgescholden. Dat heeft niet het gewenste effect. De Hoge Raad oordeelt op het cassatieberoep van de Staatssecretaris dat de tegenprestatie van de kinderen in de zin van artikel 10 lid 3 SW slechts fl. 121.800 minus fl. 66.622 is fl. 55.178 is geweest en voorts dat nu ter zake van de rechtshandelingen op 19 december 1990 ten gevolge van de verhoogde vrijstelling in feite geen schenkingsrecht is geheven zich ook niet een geval van dubbele belasting in de zin van artikel 10, lid 4 SW voordoet.

Metadata

Rubriek(en)
Schenk- en erfbelasting
Instantie
HR
Datum instantie
13 juli 2001
Rolnummer
36.060

Naar de bovenkant van de pagina