Direct naar content gaan

Samenvatting

In deze zaak behandelt Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van X (fiscale eenheid; belanghebbende) inzake een naheffingsaanslag omzetbelasting van € 108.269 en een vergrijpboete van € 54.134, die later werd verlaagd tot € 24.000. De naheffingsaanslag betreft omzetbelasting voor het tweede kwartaal van 2017. Het bezwaar van X tegen de naheffingsaanslag is niet-ontvankelijk verklaard omdat het te laat is ingediend.

De Rechtbank bevestigt het standpunt van de Inspecteur dat geen sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding. Een brief van X aan de Inspecteur met datum 10 juli 2020 kan niet als een bezwaar tegen de naheffingsaanslag worden beschouwd. De Inspecteur heeft de brief wel opgevat als bezwaarschrift tegen de boetebeschikking en dat acht de Rechtbank terecht.

De Rechtbank vindt de onderbouwing van (voorwaardelijke) opzet onvoldoende en vernietigt daarom de boete. X heeft als gevolg hiervan recht op terugbetaling van het griffierecht en een proceskostenvergoeding van € 1.093,75.

Het beroep is deels gegrond (voor de boetebeschikking) en deels ongegrond (voor de naheffingsaanslag).

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
april 2017 t/m juni 2017
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum instantie
31 juli 2024
Rolnummer
22/5996
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2024:5315
NLF-nummer
NLF 2024/1988
Aflevering
3 september 2024
bwbr0002320&artikel=20,bwbr0002320&artikel=20,bwbr0002629&artikel=7,bwbr0002629&artikel=7,bwbr0005537&artikel=6:4,bwbr0005537&artikel=6:4,bwbr0005537&artikel=6:7,bwbr0005537&artikel=6:7

Naar de bovenkant van de pagina