Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

X (belanghebbende) woont vanaf 6 januari 2016 in Portugal. De AOW-uitkering die X heeft ontvangen in de jaren 2016, 2017 en 2018 is volledig in de Portugese belastingheffing betrokken.

X heeft beroep ingesteld tegen de inhouding van loonbelasting op zijn AOW-uitkering in de maand januari 2019. Rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft met het oog op de beoordeling van het geschil drie prejudiciële vragen aan de Hoge Raad voorgelegd. De vragen stellen aan de orde hoe artikel 18, lid 2, Verdrag Nederland-Portugal moet worden uitgelegd.

De eerste prejudiciële vraag komt erop neer wat dient te prevaleren, de door X voorgestane uitleg, waarbij voor belastingheffing in Nederland als bronstaat ten aanzien van AOW-uitkeringen moet zijn voldaan aan het bepaalde in artikel 18, lid 2, onderdeel a, b en c, Verdrag Nederland-Portugal, of de door de Inspecteur voorgestane uitleg, waarbij alleen aan artikel 18, lid 2, onderdeel c, Verdrag Nederland-Portugal moet zijn voldaan.

De Hoge Raad beantwoordt de eerste prejudiciële vraag als volgt.

Een uitkering die is betaald krachtens de bepalingen van het socialezekerheidsstelsel van Nederland aan een inwoner van Portugal mag op grond van artikel 18, lid 2, Verdrag Nederland-Portugal in Nederland alleen worden belast als is voldaan aan elk van de in onderdeel a, b en c van artikel 18, lid 2, Verdrag Nederland-Portugal gestelde voorwaarden.

De tweede vraag van de Rechtbank ziet op de uitleg van de woorden ‘in de belastingheffing wordt betrokken’ in onderdeel b van artikel 18, lid 2, Verdrag Nederland-Portugal. De Rechtbank wil weten of daarvoor maatgevend is de feitelijke belastingheffing in Portugal dan wel de volgens de Portugese belastingwetgeving toe te passen heffing. Indien dat laatste het geval is, vraagt de Rechtbank of daarbij rekening moet worden gehouden met een eventuele maatregel ter voorkoming van dubbele belasting.

Op de gronden uiteengezet in punt 8.5 en 8.6 van de conclusie van A-G Wattel moet deze vraag als volgt worden beantwoord.

Voor de toepassing van artikel 18, lid 2, onderdeel b, Verdrag Nederland-Portugal geldt dat is voldaan aan de voorwaarde dat een uitkering in de heffing wordt betrokken, wanneer die uitkering volgens de wetgeving van de woonstaat in de belastingheffing moet worden betrokken. Daarbij komt geen betekenis toe aan het effect op die heffing van maatregelen ter voorkoming van dubbele belasting.

De derde vraag van de Rechtbank heeft betrekking op de uitleg van onderdeel a van artikel 18, lid 2, Verdrag Nederland-Portugal. De Rechtbank wil weten of ten aanzien van een AOW-uitkering kan worden gezegd dat is voldaan aan de in onderdeel a gestelde voorwaarde. Dat is volgens de Hoge Raad niet het geval.

Metadata

Rubriek(en)
Internationaal belastingrecht
Belastingtijdvak
2019
Instantie
HR
Datum instantie
6 november 2020
Rolnummer
20/01404
ECLI
ECLI:NL:HR:2020:1733
Auteur(s)
mr. dr. A.S. Cools
Belastingdienst
NLF-nummer
NLF 2020/2568
Aflevering
26 november 2020
Judoregnummer
JCDI:NFB3842
bwbv0001423&artikel=18,bwbv0001423&artikel=18

Naar de bovenkant van de pagina

Cookies.

Onze website maakt gebruik van cookies om het gebruik en functionaliteit te waarborgen van deze website. Meer over ons cookiebeleid