Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

X (belanghebbende) heeft voor de maanden oktober tot en met december 2020 (Q4 2020) een aanvraag ingediend voor een subsidie op grond van de TVL.

De minister van EZK (de minister) heeft de aanvraag afgewezen omdat X niet voldoet aan de voorwaarde dat er een omzetverlies is van ten minste 30% in de subsidieperiode in 2020 ten opzichte van de referentieperiode in 2019.

De minister heeft zich ten aanzien van de aangifte omzetbelasting, zijnde in dit geval de suppletieaangifte voor het vierde kwartaal van 2019, op het standpunt gesteld dat hij niet van deze suppletieaangifte uit kan gaan, maar wel van de aangifte omzetbelasting over het vierde kwartaal van 2020.

In geschil is of de minister bij het berekenen van het omzetverlies terecht is uitgegaan van de btw-aangifte zonder de suppletieaangifte voor het vierde kwartaal van 2019 daarbij te betrekken.

Het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) is van oordeel dat het standpunt van de minister, inhoudende dat de suppletieaangifte niet bruikbaar is omdat de omzet van X over het vierde kwartaal 2019 op 28 maart 2020 is gefactureerd, onvoldoende is onderbouwd. Voor ondernemingen geldt dat het uitgangspunt is dat het omzetverlies wordt berekend aan de hand van de aangifte omzetbelasting. Het ligt dan ook in eerste instantie op de weg van de minister om aan de hand van de suppletieaangifte de referentieomzet te onderzoeken of deugdelijk te motiveren waarom hij niet uit kan gaan van de suppletieaangifte. Dit heeft hij echter niet gedaan. Het bestreden besluit is daarom niet deugdelijk gemotiveerd en is dus in strijd met artikel 7:12, lid 1, Awb.

Het CBb ziet, in het belang van een spoedige beëindiging van het geschil, aanleiding om de minister op te dragen dit gebrek in het bestreden besluit te herstellen dan wel een nieuw besluit te nemen. Indien hij het standpunt handhaaft dat hij niet uit kan gaan van de suppletieaangifte, dient hij dit nader te motiveren. Hiertoe wordt een termijn van vier weken gesteld na verzending van deze tussenuitspraak.

Het CBb houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat betekent ook dat over de proceskosten en het griffierecht in de einduitspraak zal worden beslist.

Metadata

Rubriek(en)
Overig
Belastingtijdvak
1 oktober 2020 t/m 31 december 2020
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Datum instantie
11 oktober 2022
Rolnummer
21/814
ECLI
ECLI:NL:CBB:2022:696
NLF-nummer
NLF 2022/2118
Aflevering
27 oktober 2022
bwbr0005537&artikel=7:12,bwbr0005537&artikel=7:12

Naar de bovenkant van de pagina