Direct naar content gaan

Samenvatting

Aan X (belanghebbende) is een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd. Daartegen heeft een gemachtigde pro forma bezwaar gemaakt. De Heffingsambtenaar heeft het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard, omdat de gronden waarop het bezwaar berust ontbreken.

X heeft in beroep bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant aangevoerd dat hij e-mails van de Inspecteur niet heeft ontvangen. De Rechtbank heeft het beroep echter ongegrond verklaard.

X heeft vervolgens tevergeefs hoger beroep ingesteld.

Hof Den Bosch heeft geoordeeld dat de Heffingsambtenaar bevoegd was om X langs elektronische weg een termijn te bieden om de gronden waarop het bezwaar berust, aan te vullen. Het heeft daartoe geoordeeld dat X impliciet kenbaar heeft gemaakt dat hij langs elektronische weg bereikbaar is als bedoeld in artikel 2:14, lid 1, Awb. Aangezien X geen gebruik heeft gemaakt van de gelegenheid om de gronden aan te vullen, is niet voldaan aan het vereiste van artikel 6:5, lid 1, aanhef en onderdeel d, Awb, en kon de Heffingsambtenaar overgaan tot niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar, aldus het Hof.

X heeft cassatieberoep ingesteld tegen het oordeel van het Hof dat X kenbaar heeft gemaakt dat hij langs elektronische weg voldoende bereikbaar is als bedoeld in artikel 2:14, lid 1, Awb.

De Hoge Raad oordeelt dat het Hof bij zijn oordeel kennelijk van belang heeft geacht dat de gemachtigde beroepsmatig rechtsbijstand aan X verleende, dat de verzending van het bezwaarschrift per e-mail in dat kader plaatsvond en dat het bestuursorgaan zich ervan heeft vergewist dat het van het e-mailadres kon uitgaan. Mede in aanmerking genomen dat het per e-mail verzonden bezwaarschrift de Heffingsambtenaar heeft bereikt geeft het oordeel van het Hof dat de gemachtigde van X kenbaar heeft gemaakt dat hij langs elektronische weg voldoende bereikbaar is als bedoeld in artikel 2:14, lid 1, Awb, volgens de Hoge Raad geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting. Het cassatieberoep van X wordt ongegrond verklaard.

Op grond van artikel 2:14, lid 1, Awb kan een bestuursorgaan een bericht dat tot een of meer geadresseerden is gericht, elektronisch verzenden. Dit kan alleen voor zover de geadresseerde kenbaar heeft gemaakt dat hij langs die elektronische weg voldoende bereikbaar is. In deze zaak heeft de gemachtigde per e-mail een pro forma bezwaarschrift ingediend. De Heffingsambtenaar heeft een ontvangstbevestiging per post verzonden naar het postadres van de gemachtigde. Daarnaast stuurde de Heffingsambtenaar per e-mail (naar het e-mailadres dat de gemachtigde heeft gebruikt om het bezwaarschrift te verzenden) een bericht naar de gemachtigde om hem in de gelegenheid te stellen om binnen drie weken het bezwaarschrift te motiveren. Dit verzoek werd na het uitblijven van een reactie herhaald, wederom per e-mail naar hetzelfde adres.  

De gemachtigde in deze zaak stelt dat hij niet kenbaar heeft gemaakt dat hij voldoende bereikbaar is op zijn e-mailadres. Daar is de Hoge Raad het, evenals het Hof, niet mee eens. De gemachtigde heeft het bezwaarschrift zelf per e-mail verzonden en dit is ook het adres dat de Heffingsambtenaar heeft gehanteerd. De gemachtigde heeft dit e-mailadres ook gebruikt in correspondentie ten aanzien van andere belanghebbenden in dezelfde periode. En de gemachtigde heeft vanaf dit e-mailadres gecommuniceerd met de afdeling Bezwaar en beroep van de Belastingsamenwerking West-Brabant in het kader van andere beroepprocedures. Gezien het voorgaande heeft de belanghebbende impliciet kenbaar gemaakt dat hij langs elektronische weg bereikbaar is. Ten aanzien van rijksbelastingen geldt andere wet- en regelgeving dan voor gemeentelijke belastingen. Sinds 1 november 2015 staat in artikel 3a AWR dat in afwijking van artikel 2:14 Awb in het verkeer tussen belastingplichtigen en de Inspecteur een bericht uitsluitend elektronisch wordt verzonden. In de Regeling elektronisch berichtenverkeer Belastingdienst is een aantal uitzonderingen gemaakt op deze verplichte wijze van elektronische berichtenverzending. In de komende jaren zullen er steeds minder uitzonderingen zijn, zodat geleidelijk steeds meer berichtenverkeer uitsluitend op elektronische wijze gaat.

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
2016
Instantie
HR
Datum instantie
19 oktober 2018
Rolnummer
18/02279
ECLI
ECLI:NL:HR:2018:1967
Auteur(s)
mr. W.E. Nent
BDO
NLF-nummer
NLF 2018/2294
Aflevering
1 november 2018
Judoregnummer
JCDI:NFB1922
bwbr0002320&artikel=3a,bwbr0002320&artikel=3a,bwbr0005537&artikel=2:14,bwbr0005537&artikel=2:14,bwbr0005537&artikel=6:5&lid=1,bwbr0005537&artikel=6:5&lid=1

Naar de bovenkant van de pagina