Direct naar content gaan

Samenvatting

De vragen gaan over een bericht in NRC en betreffen de belastingafdracht van Netflix in Nederland en andere Europese landen. Een deel van de vragen gaat over belastingen. Een ander deel gaat over de investeringsverplichting voor grote streamingsdiensten ten behoeve van Nederlandse culturele audiovisuele producties.

Onder andere is gevraagd hoe de staatssecretaris de conclusie uit het artikel beoordeelt dat de winst van Netflix, met een regiokantoor in Amsterdam, niet in Nederland terecht komt maar vooral naar de Verenigde Staten vloeit.

De staatssecretaris antwoordt hierop dat Nederland vennootschapsbelasting heft van belastingplichtigen over de winst die volgens het arm’s length-beginsel aan Nederland toerekenbaar is. Het arm’s length-beginsel is wettelijk vastgelegd in artikel 8b Wet VpB 1969. Op basis van het arm’s length-beginsel dienen de voorwaarden (inclusief de prijs) van transacties tussen gelieerde lichamen vergelijkbaar te zijn met de voorwaarden van vergelijkbare transacties tussen onafhankelijke partijen. De standaarden neergelegd in de OESO-richtlijnen voor verrekenprijzen geven inzicht in de wijze waarop het arm’s length-beginsel in de praktijk kan worden toegepast.

In het Verrekenprijsbesluit wordt invulling gegeven aan de toepassing van het zogenoemde at arm’s length-beginsel ten behoeve van de Nederlandse rechtspraktijk. Voor de winsttoerekening is een belangrijk uitgangspunt dat aangesloten wordt bij de plaatsen waar de waarde wordt gecreëerd. Op basis van het arm’s length-beginsel is de locatie van de klanten van een bedrijf, of waar de producten worden geconsumeerd, van ondergeschikt belang om te bepalen welk land welk deel van de winst mag belasten.

Het is niet wenselijk indien belastingplichtigen door middel van verrekenprijzen een lagere belastingafdracht bewerkstelligen. In het BEPS-project van de OESO is door een wijziging van de OESO-richtlijnen voor verrekenprijzen getracht op een betere manier de winstverdeling te laten aansluiten bij de plekken waar binnen een multinationaal concern de waarde wordt gecreëerd. Op deze wijze is getracht om kunstmatige constructies waarbij verrekenprijzen een rol spelen terug te dringen.

Vanwege de geheimhoudingsplicht van artikel 67 AWR geeft de staatssecretaris aan dat hij niet in kan gaan op de fiscale positie van een individuele belastingplichtige.

Metadata

Rubriek(en)
Vennootschapsbelasting
Belastingtijdvak
2024 e.v.
Instantie
MvF
Datum instantie
11 maart 2024
Rolnummer
2024-0000161611
NLF-nummer
NLF 2024/0702
Aflevering
19 maart 2024
bwbr0002672&artikel=8b,bwbr0002672&artikel=8b

Naar de bovenkant van de pagina