Direct naar content gaan

Samenvatting

In deze uitspraak beoordeelt Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van X (belanghebbende) dat ziet op (i) het door de Inspecteur niet tijdig beslissen op het bezwaar over de aanslag IB/PVV 2019, (ii) de uitspraak op bezwaar tegen die aanslag en (iii) het verzoek van X om een dwangsom verband houdend met de bezwaarprocedure tegen die aanslag.

De Rechtbank is van oordeel dat het beroep voor zover het ziet op niet tijdig beslissen op het bezwaar niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Verder is de Rechtbank van oordeel dat de Inspecteur het zorgvuldigheidsbeginsel in bezwaar tegen de aanslag IB/PVV 2019 heeft geschonden, maar dat aan dat gebrek met toepassing van artikel 6:22 Awb voorbij kan worden gegaan. De Rechtbank oordeelt verder dat de aanslag niet verder moet worden verminderd dan de Inspecteur reeds door middel van zijn verminderingsbeschikking heeft gedaan.

Wel kent de Rechtbank X een dwangsom van € 497 toe omdat de Inspecteur niet tijdig op zijn bezwaar heeft beslist. Die dwangsom wordt vermeerderd met wettelijke rente vanaf 26 december 2021 tot het moment van voldoening.

Tot slot heeft X ook recht op een immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn in de beroepsfase.

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
2019
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum instantie
18 juli 2024
Rolnummer
21/4581
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2024:4975
NLF-nummer
NLF 2024/1868
Aflevering
13 augustus 2024
bwbr0005537&artikel=4:8,bwbr0005537&artikel=4:8,bwbr0005537&artikel=4:17,bwbr0005537&artikel=4:17,bwbr0005537&artikel=4:87,bwbr0005537&artikel=4:87,bwbr0005537&artikel=4:100,bwbr0005537&artikel=4:100,bwbr0005537&artikel=6:22,bwbr0005537&artikel=6:22

Naar de bovenkant van de pagina