Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

In deze zeer uitvoerige uitspraak komt het geval aan de orde waarbij na de splitsing van een concern in een Nederlandse tussenholding bestaande leningen op dochtermaatschappijen worden ondergebracht. Alhoewel het om grote, zeer risicovolle, renteloze leningen gaat, vindt de inbreng tegen nominale waarde plaats.
Als de tussenholding tot afwaardering van die vorderingen ten laste van de fiscale winst overgaat, corrigeert de inspecteur die afschrijvingen en bovendien verhoogt hij de winst nog met 7% rente van de nominale bedragen.
De Rechtbank corrigeert de afwaardering door de inbreng van de leningen op de economische waarde ten tijde van de inbreng te stellen en verlaagt de rente tot 5%.
Het Hof laat toe dat de inspecteur de leningen alsnog als informeel kapitaal kwalificeert alhoewel hij bij de Rechtbank die opvatting afgewezen had. Niettemin verwerpt het Hof deze opvatting alsook de opvatting dat het om leningen gaat die met kapitaalverstrekkingen te vereenzelvigen zijn. Het Hof laat de aftrek van de afwaardering niet toe omdat de overgenomen leningen zo risicovol zijn dat een onafhankelijke derde niet tot die overname bereid zou zijn geweest. Nu fiscaal voor die leningen geen risico wordt aanvaard, moet de rentecorrectie beperkt blijven tot een risicoloze rente. De geweigerde aftrek van de afschrijvingen verhoogt volgens het Hof het opgeofferde bedrag voor de deelnemingen.

Metadata

Rubriek(en)
Vennootschapsbelasting
Belastingtijdvak
1999 - 2000
Instantie
Hof Amsterdam
Datum instantie
31 maart 2011
Rolnummer
08/01224
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2011:BQ1687
13ca,13d,20a,21a&g=1999-01-01,bwbid=bwbr0&artikel=13,bwbid=bwbr0&artikel=8

Naar de bovenkant van de pagina