Direct naar content gaan

Samenvatting

In het Unierecht is het algemene beginsel neergelegd dat justitiabelen zich in geval van fraude of misbruik niet kunnen beroepen op het Unierecht. Dit beginsel geldt ook in het recht inzake de btw, dat middels de Btw-richtlijn grotendeels is geharmoniseerd.

De nationale autoriteiten en rechterlijke instanties moeten derhalve de in de Btw-richtlijn vastgestelde rechten op aftrek, vrijstelling of teruggaaf van btw weigeren wanneer daarop aanspraak wordt gemaakt door middel van fraude of misbruik. Thans rijst de vraag of dit ook geldt voor het gebruik van een kleineondernemersregeling, waarin de lidstaten krachtens artikel 287 Btw-richtlijn kunnen (maar niet moeten) voorzien.

In het hoofdgeding wil de Kroatische belastingdienst de vennootschap UP CAFFE d.o.o. het gebruik van de Kroatische kleineondernemersregeling weigeren wegens vermeend misbruik, hoewel het Kroatische recht geen grondslag voor een dergelijke weigering biedt. Derhalve bestaat thans de gelegenheid om de draagwijdte en de grenzen van de rechtspraak van het HvJ inzake het algemene verbod van misbruik in het btw-recht te verduidelijken.

Bovendien rijst de vraag hoe dit algemene beginsel zich verhoudt tot de algemene beginselen van rechtszekerheid, bescherming van gewettigd vertrouwen en fiscale legaliteit, die eveneens in het Unierecht zijn verankerd.

A-G Kokott geeft het HvJ in overweging om de prejudiciële vragen van de Upravni sud u Zagrebu (bestuursrechter in eerste aanleg Zagreb, Kroatië) als volgt te beantwoorden:

Het algemene beginsel van het verbod van misbruik gebiedt de nationale autoriteiten en rechterlijke instanties niet om, in strijd met het beginsel van de fiscale legaliteit, de op basis van artikel 287 Btw-richtlijn vastgestelde nationale vrijstelling van een kleine ondernemer buiten beschouwing te laten, wanneer het niet mogelijk is om het nationale recht in overeenstemming met het Unierecht uit te leggen en de nationale wet geen rechtsgrondslag biedt om de vrijstelling te weigeren. De belastingdienst kan zich bij de vaststelling van de te belasten feiten evenwel baseren op de economisch beoogde situatie en een situatie die slechts op fictieve wijze tot stand is gekomen buiten beschouwing laten (zogenoemde economische benadering).

Metadata

Rubriek(en)
Omzetbelasting
Belastingtijdvak
1 januari t/m 31 juli 2018
Instantie
A-G HvJ
Datum instantie
16 mei 2024
Rolnummer
C-171/23
ECLI
ECLI:EU:C:2024:417
Auteur(s)
prof. mr. dr. M.M.W.D. Merkx
Erasmus Universiteit / BDO
NLF-nummer
NLF 2024/1237
Aflevering
28 mei 2024
Judoregnummer
JCDI:NFB6414
celex32006l0112&artikel=281,celex32006l0112&artikel=281,celex32006l0112&artikel=282,celex32006l0112&artikel=282,celex32006l0112&artikel=287,celex32006l0112&artikel=287

Naar de bovenkant van de pagina