Direct naar content gaan

Samenvatting

X (belanghebbende) exploiteert een pandhuis. Haar ondernemingsactiviteiten bestaan onder meer uit het ter beschikking stellen van een geldsom aan een derde (pandgever) waarbij deze daartegenover een roerende zaak (onderpand) in de macht brengt van X, als pandhuis, onder bepaalde voorwaarden.

De pandgever ontvangt het onderpand van X terug als hij de ontvangen geldsom terugbetaalt, verhoogd met een pandbeleningsvergoeding. Die pandbeleningsvergoeding wordt beschouwd als rente en is vrijgesteld van omzetbelasting.

X verkoopt de goederen indien de pandgever de verschuldigde pandbeleningsvergoeding niet binnen de afgesproken beleentermijn heeft betaald. Ter zake van deze verkoop past X, als wederverkoper, voor de omzetbelasting de margeregeling toe.

De Inspecteur heeft omzetbelasting nageheven omdat X naar zijn mening de winstmarge onjuist heeft berekend door uit te gaan van de beleensom vermeerderd met de pandbeleningsvergoeding.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant laat de naheffingsaanslagen in stand. Hetgeen door X ter zake van het goed aan de pandgever is of moet worden voldaan indien het in pand gegeven goed door X wordt verkocht, is het in artikel 7:139 BW bedoelde bedrag, te weten de aan de pandgever ter beschikking gestelde geldsom. Anders dan X betoogt, behoort hiertoe niet de gederfde pandbeleningsvergoeding.

Metadata

Rubriek(en)
Omzetbelasting
Belastingtijdvak
2022
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum instantie
9 augustus 2024
Rolnummer
23/231; 23/232
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2024:5230
NLF-nummer
NLF 2024/1948
Aflevering
27 augustus 2024
bwbr0002629&artikel=28b,bwbr0002629&artikel=28b

Naar de bovenkant van de pagina