Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

X (bv; belanghebbende) drijft een groothandel in diverse goederen, waaronder consumentenartikelen. In de jaren 2017, 2018 en 2019 heeft zij als direct vertegenwoordigde in totaal 41 aangiften voor het vrije verkeer gedaan van kniebeschermers als orthopedische artikelen. De aangiften waren onjuist omdat de goederen daarin onder de verkeerde goederencode zijn aangegeven. Aan X is daarom een utb uitgereikt.

Voor de aangiften die zijn gedaan vóór 30 november 2017 is in geschil of de Inspecteur terecht de verlengde navorderingstermijn van vijf jaar heeft toegepast. Dat is volgens Rechtbank Noord-Holland het geval. Daarnaast heeft de Inspecteur het Unierechtelijke verdedigingsbeginsel niet geschonden.

Verder is in geschil of de douaneschuld moet worden verminderd, omdat met de fysieke controle op 1 november 2018 bij X het gewettigd vertrouwen is gewekt dat die aangifte juist was en daar niet meer op zou worden teruggekomen.

Een vergissing van de douaneautoriteiten kan op zichzelf niet tot gevolg hebben dat de utb moet worden verminderd.

Ter zitting hebben partijen verklaard dat het beroep tevens moet worden beschouwd als rechtstreeks beroep tegen de afwijzing van een verzoek om terugbetaling.

Volgens de Rechtbank is het verzoek om terugbetaling ten onrechte afgewezen. De douaneautoriteiten hebben een vergissing begaan die X redelijkerwijs niet kon ontdekken in de zin van artikel 119 DWU.

Metadata

Rubriek(en)
Douane
Belastingtijdvak
2017-2019
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Datum instantie
17 april 2024
Rolnummer
22/804
ECLI
ECLI:NL:RBNHO:2024:7655
NLF-nummer
NLF 2024/1831
Aflevering
6 augustus 2024

Naar de bovenkant van de pagina