Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie(1)
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

X (belanghebbende) is een fiscale eenheid voor de omzetbelasting. Enkele onderdelen van X krijgen concernkosten doorbelast van in Duitsland gevestigde concernvennootschappen. X meent dat de btw-heffing in Nederland over deze concernkosten in strijd is met de vrijheid van vestiging van artikel 49 VWEU. Zouden de in Duitsland gevestigde vennootschappen in Nederland zijn gevestigd, dan hadden zij volgens X deel kunnen uitmaken van haar Nederlandse fiscale eenheid. De doorbelaste concernkosten zouden dan niet in Nederland aan de heffing van btw zijn onderworpen. Belanghebbende betoogt dat de concernkosten onder die omstandigheden ook in een grensoverschrijdende situatie buiten de Nederlandse btw-heffing dienen te blijven.

Volgens Rechtbank Den Haag is geen sprake van een beperking van de vrijheid van vestiging. Zou die beperking er wel zijn, dan zou dit volgens de Rechtbank een beperking zijn van de vrijheid van vestiging van de Duitse concernvennootschappen en niet van X.

Hof Den Haag heeft geoordeeld dat het ongelijk van X volgt uit jurisprudentie van het HvJ. Daarnaast verzetten het karakter en de aard van de Btw-richtlijn en de stand van de EU-harmonisatie zich tegen het betoog van X. De gevolgen die belanghebbende voorstaat, frustreren de administratieve vereenvoudiging en leiden tot concurrentieverstoringen, aldus het Hof.

Tegen dit oordeel heeft X met één middel cassatieberoep ingesteld. Het middel voert aan dat het Hof op onjuiste wijze toetst aan de vrijheid van vestiging. Ook is het Hof niet ingegaan op het betoog van X over de per-elementbenadering. X wenst namelijk niet een grensoverschrijdende fiscale eenheid te vormen met de in Duitsland gevestigde concernvennootschappen, maar wil slechts een specifiek voordeel van het Nederlandse fiscale-eenheidsregime verkrijgen in een grensoverschrijdende situatie.

De Hoge Raad verklaart het cassatieberoep echter ongegrond. De territoriale beperking levert geen verboden belemmering van de verkeersvrijheden op en is niet slechts een element van het btw-groepsregime, maar een wezenlijk onderdeel daarvan.

Conform Conclusie A-G Ettema (NLF 2023/1985, met noot van Willemsen).

Metadata

Rubriek(en)
Omzetbelasting
Belastingtijdvak
2016
Instantie
HR
Datum instantie
20 december 2024
Rolnummer
21/02456
ECLI
ECLI:NL:HR:2024:1883
Auteur(s)
mr. dr. W.J. Blokland
Vrije Universiteit/Hof Amsterdam
NLF-nummer
NLF 2025/0087
Aflevering
14 januari 2025
Judoregnummer
JCDI:NFB6752
bwbr0002629&artikel=7&lid=4,bwbr0002629&artikel=7&lid=4,bwbv0001506&artikel=49,bwbv0001506&artikel=49

Naar de bovenkant van de pagina

Cookies.

Onze website maakt gebruik van cookies om het gebruik en functionaliteit te waarborgen van deze website. Meer over ons cookiebeleid