Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

X (belanghebbende) genoot in de jaren 2018 en 2019 een AOW-uitkering van de SVB en pensioenuitkeringen van Pensioenfonds Zorg en Welzijn (PFZW).

De Inspecteur is bij de aanslagregeling IB/PVV 2018 en 2019 afgeweken van de ingediende aangiften door de ingehouden loonheffing ter zake van de pensioenuitkering van PFZW te corrigeren conform de renseignementen die hij heeft ontvangen.

X stelt dat de loonheffing van PFZW tot een te laag bedrag is vastgesteld omdat hij van die instantie eigenlijk een hoger bedrag aan pensioen had moeten ontvangen. Om die reden had PFZW ook een hoger bedrag aan loonheffing bij hem moeten inhouden, aldus X.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant verwerpt dit standpunt en verklaart het beroep ook overigens ongegrond.

Het is thans het derde en vierde jaar waarover X tegen de ingehouden loonheffing – tevergeefs – procedeert. Aan de Inspecteur kan worden toegegeven dat onder bijzondere omstandigheden het jaarlijks procederen over dit punt zonder nadere onderbouwing of concretisering misbruik van procesrecht kan opleveren. Met twee procedures over eerdere jaren met enige tussentijd acht de Rechtbank voor de in geschil zijnde jaren de grens van misbruik van procesrecht echter nog niet bereikt.

X heeft recht op een vergoeding van € 500 wegens undue delay.

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
2018-2019
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum instantie
10 mei 2024
Rolnummer
23/420; 23/421
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2024:3082
NLF-nummer
NLF 2024/1273
Aflevering
28 mei 2024

Naar de bovenkant van de pagina