Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

In deze zaak beoordeelt Rechtbank Amsterdam of het ministerie terecht heeft geweigerd om een schuld van X (belanghebbende) aan de Beobank van € 24.537,49 over te nemen. X is gedupeerde van de Toeslagenaffaire.

De Rechtbank volgt noodgedwongen recente uitspraken van de ABRvS waarbij wordt aangesloten bij de strenge uitleg die het ministerie geeft aan de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht) en haar beleid over dit onderwerp (vgl. onder meer de uitspraak van 15 mei 2024, 202304182/1/A2, ECLI:NL:RVS:2024:2045, NLF 2024/1190, met noot van Felix Peppelenbosch).

De rechter doet echter met een persoonlijke noot een oproep aan de wetgever, de ABRvS en het ministerie om te kijken of de wet en/of de uitvoeringspraktijk wel in overeenstemming is met die passages in de wetsgeschiedenis die aanknopingspunten kunnen geven voor een ruimere toepassing van de wet. De rechter merkt hierbij op dat de menselijk maat, als wezenlijk onderdeel van de inhoudelijke rechtvaardiging bij het toepassen van de wet, onvoldoende in beeld is. Verder vindt deze rechter het opvallend dat er in de praktijk (in ieder geval in de uitspraken die zijn gepubliceerd) geen voorbeelden zijn te vinden waarbij een beroep op de hardheidsclausule slaagt. Laat het niet zo ver komen dat er over een paar jaar een tweede parlementaire enquête is over dit onderwerp, met wederom vernietigende conclusies voor de wetgever, het ministerie van Financiën en de rechtspraak, overweegt de rechter.

De onderhavige schuld kan niet worden overgenomen omdat deze niet voldoet aan alle vereisten van artikel 4.1, lid 2, Wht: de schuld moet zijn ontstaan na 31 december 2005, de schuld moet voor 1 juni 2021 opeisbaar zijn geweest en de schuld moet niet zijn voldaan op het tijdstip waarop de aanvraag wordt gedaan. In casu is niet gebleken dat op 1 juni 2021 sprake was van opeisbare betalingsachterstanden. Een beroep op de hardheidsclausule kan voorts niet slagen, aldus de Rechtbank. Niet gebleken is dat de actuele situatie van X zodanig bijzonder of schrijnend is dat het vasthouden aan de voorwaarde dat alleen opeisbare schulden voor overname in aanmerking komen, leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Het beroep is daarom ongegrond.

Metadata

Rubriek(en)
Toeslagen
Belastingtijdvak
2024
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Datum instantie
28 augustus 2024
Rolnummer
24/56
ECLI
ECLI:NL:RBAMS:2024:5311
NLF-nummer
NLF 2024/2039
Aflevering
10 september 2024

Naar de bovenkant van de pagina