Samenvatting
Erflater, overleden op 3 november 2017, was in 2015 ingeschreven bij een gemeente in Duitsland. Hij huurde daar een kamer met toilet voor € 1.200 per jaar. Op 9 juni 2016 heeft erflater zijn Duitse kamer opgezegd.
Erflater was in 2015 eigenaar van een woning in Z (Nederland), die door zijn echtgenote en zoon, van wie hij naar eigen zeggen duurzaam gescheiden leefde, werd bewoond. Hij verrichtte in 2015 ondernemingsactiviteiten in Nederland en beschikte over een bedrijfsterrein naast deze woning.
Bij diverse controles in 2015 door de politie Brabant Zuid-Oost is in en rondom Z waargenomen dat erflater gebruik heeft gemaakt van de openbare weg met een auto met Duits kenteken. Voor deze auto is geen BPM voldaan.
De Inspecteur heeft ter zake dit geconstateerde gebruik van de weg een naheffingsaanslag BPM opgelegd van € 2.623. Tevens is een vergrijpboete van € 1.311 opgelegd.
De boete is in beroep door Rechtbank Den Haag vernietigd.
Bij Hof Den Bosch is nog in geschil of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd. Dat is volgens het Hof het geval. De Inspecteur heeft met door hem aangevoerde feiten en omstandigheden aannemelijk gemaakt dat erflater het hele jaar 2015 in Nederland woonde. Het Hof gelooft niet dat erflater daadwerkelijk op de kamer in Duitsland woonde, mede gelet op het feit dat niet is gebleken dat hij daar over een douche, keuken, tv, verwarming en internet beschikte. Erflater had in 2015 een duurzame band van persoonlijke aard met Nederland en was daarom hier BPM verschuldigd.
Het hoger beroep van de erven is ongegrond.