Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

In deze douanezaak heeft Hof Amsterdam vastgesteld dat X BV niet voorafgaand aan de vaststelling en de uitreiking van de uitnodigingen tot betaling in staat is gesteld om naar behoren haar standpunt kenbaar te maken over de elementen waarop de Inspecteur zijn voorgenomen uitnodigingen tot betaling wilde baseren.
Hiervan uitgaande heeft het Hof geoordeeld dat de Inspecteur het beginsel van eerbiediging van de rechten van de verdediging heeft geschonden.
Het Hof oordeelde voorts dat deze schending niet noopt tot een vernietiging van de uitnodigingen tot betaling aangezien X BV niet was benadeeld.
Tegen dit oordeel heeft X BV cassatieberoep ingesteld.
Volgens de Hoge Raad heeft het Hof een onjuiste maatstaf aangelegd.
Voor het oordeel dat het besluitvormingsproces van de douaneautoriteiten zonder de schending een andere afloop zou kunnen hebben gehad, is niet vereist dat de douaneautoriteiten zonder deze schending zouden hebben afgezien van het vaststellen van één of meer van de desbetreffende uitnodigingen tot betaling of dat zij deze op een lager bedrag zouden hebben gesteld.
Voldoende is te bewijzen dat wanneer de schending niet had plaatsgevonden degene tot wie de uitnodiging tot betaling is gericht, een inbreng had kunnen leveren die voor het vaststellen van de uitnodiging tot betaling van belang was en waarvan niet kan worden uitgesloten dat deze tot een besluitvormingsproces met een andere afloop had kunnen leiden.
De rechter dient een en ander te beoordelen aan de hand van de specifieke feitelijke en juridische omstandigheden van het geval.
De zaak is verwezen naar Hof Amsterdam.

Metadata

Rubriek(en)
Douane
Belastingtijdvak
2001-2002
Instantie
HR
Datum instantie
9 oktober 2015
Rolnummer
13/01275
ECLI
ECLI:NL:HR:2015:2989

Naar de bovenkant van de pagina