Direct naar content gaan

Samenvatting

Dit standpunt is vervallen per 1 januari 2024 (zie NLF 2024/0504) omdat het is opgenomen in het besluit ‘Omzetbelasting. Onroerende zaken (Besluit onroerende zaken omzetbelasting)’, par. 3.3.1, besluit van 12 december 2023, Stcrt. 2023, 31602.

Belanghebbende (hierna: A) is ondernemer voor de btw en eigenaar van een stuk grond met daarop nog te slopen kantoorpanden. A heeft recent van de gemeente twee stukken onbebouwde grond gekocht die zich aan weerszijden bevinden van het stuk grond dat A reeds in eigendom had.

Op het stuk grond dat reeds in eigendom was van A en de twee recent door A gekochte stukken grond, zullen uiteindelijk verschillende gebouwen worden gerealiseerd met onder andere woonappartementen.

Voordat de sloop van de kantoorpanden begint, zal A het eigendomsrecht van de drie stukken grond (al dan niet met bebouwing) splitsen in appartementsrechten en zoveel mogelijk appartementsrechten verkopen en leveren aan een woningcorporatie en aan individuele kopers (artikel 5:106 BW). De kopers van de appartementsrechten zijn verplicht een sloop- en aanneemovereenkomst af te sluiten met een (niet aan belanghebbende gelieerde) aannemer die de kantoorpanden zal slopen en de appartementen zal bouwen. De projectontwikkelaar levert de appartementsrechten met een vrij-op-naamprijs.

Ten tijde van de overdracht (artikel 5:107 BW) van de appartementsrechten bestaan de appartementen alleen ‘op tekening’. Een deel van de te realiseren appartementen zal zich op dat moment (deels) bevinden op of boven de huidige bebouwing en een ander deel van de te realiseren appartementen zal zich op dat moment (deels) bevinden op of boven onbebouwde grond.

Appartementsrechten ontstaan als een gebouw in verschillende zelfstandige appartementen wordt gesplitst. Een appartementsrecht omvat het recht op eigen gebruik van een appartement (het zogenoemd privégedeelte) en een aandeel in het gezamenlijke eigendom van het gebouw en wat daar allemaal bij hoort (de gemeenschappelijke ruimten en voorzieningen).

Vragen
  1. Kwalificeert de overdracht door A van een appartementsrecht als een levering zoals bedoeld in artikel 3, lid 1, onderdeel a, Wet OB 1968, ondanks dat het appartement op dat moment alleen ‘op tekening’ bestaat?
  2. Moet, voor het bepalen van de btw-gevolgen van de overdracht van een appartementsrecht, worden aangesloten bij de status van het specifieke deel van de onroerende zaak waarop (of -boven) het appartement komt te liggen indien het appartement ten tijde van de overdracht door A alleen ‘op tekening’ bestaat?
Antwoorden
  1. Ja, de overdracht door A van een appartementsrecht kwalificeert als een levering zoals bedoeld in artikel 3, lid 1, onderdeel a, Wet OB 1968, ondanks dat het appartement op dat moment alleen ‘op tekening’ bestaat.
  2. Ja, voor het bepalen van de btw-gevolgen van de overdracht van een appartementsrecht, moet worden aangesloten bij de status van het deel van de onroerende zaak waarop (of -boven) het appartement komt te liggen indien het appartement ten tijde van de overdracht door A alleen ‘op tekening’ bestaat.

Metadata

Rubriek(en)
Omzetbelasting
Wetsartikelen
Instantie
Belastingdienst
Rolnummer
KG:210:2022:6
Datum instantie
1 juni 2022
NLF-nummer
NLF 2022/2633
bwbr0002629~artikel_3~lid_1

Naar de bovenkant van de pagina