Direct naar content gaan

Samenvatting

Bij een doorzoeking van het huis van belastingplichtige is een groot bedrag contant geld aangetroffen. Ten laste wordt gelegd: het voorhanden hebben en verbergen/verhullen van een groot geldbedrag op grond van artikel 420bis Sr. Het betreft een geldbedrag waarvan het verwijt is dat het afkomstig is uit een misdrijf, omdat een legale herkomst uitgesloten is.

Het Openbaar Ministerie heeft de contanten in beslag genomen en verbeurdverklaring gevorderd (artikel 33a, lid 1, onderdeel b, Sr.). De OvJ heeft in deze zaak geen feit ten laste gelegd waaruit de belastingplichtige wederrechtelijk verkregen voordeel heeft genoten. Ontneming is volgens de OvJ met de beschikbare bewijsmiddelen onmogelijk.

Door wijziging van het Wetboek van Strafrecht in 2011 is het toepassingsbereik van de verbeurdverklaring verruimd, waardoor er een overlap is ontstaan tussen de verbeurdverklaring en de ontnemingsmaatregel. Hierbij komen de volgende vragen op.

Vragen
  1. Wat is het fiscaalrechtelijke gevolg van een onherroepelijke verbeurdverklaring, indien de verbeurdverklaring als bijkomende straf (artikel 9, lid 1, onderdeel b, onder 2°, Sr.) bedoeld is?
  2. Wat is het fiscaalrechtelijke gevolg van een onherroepelijke verbeurdverklaring, indien de verbeurdverklaring wordt ervaren als een ontnemingsmaatregel (artikel 36e Sr.)?
  3. Kan ter zake van een verbeurdverklaring een voorziening worden gevormd en hoe verhoudt zich dit tot de uitspraak van Hof Amsterdam van 15 mei 2014 (12/00254 t/m 12/00258, ECLI:NL:GHAMS:2014:3208)?
Antwoorden
  1. Indien de verbeurdverklaring een bijkomende straf is als bedoeld in artikel 9, lid 1, onderdeel b, onder 2°, Sr. dan valt de verbeurdverklaring onder de aftrekuitsluiting van artikel 3.14, lid 1, onderdeel d, Wet IB 2001. Eventueel in combinatie met artikel 3.14, lid 4, Wet IB 2001 mits voldaan is aan de aldaar genoemde voorwaarden.
  2. Indien de verbeurdverklaring een bijkomende straf is maar ervaren wordt als ontnemingsmaatregel (artikel 36e Sr.), ook dan valt de verbeurdverklaring onder de aftrekuitsluiting van artikel 3.14, lid 1, onderdeel d, Wet IB 2001 en is daarmee niet aftrekbaar. Zie in dat verband artikel 3.14, lid 3, Wet IB 2001.
  3. Voor een verbeurdverklaring kan in beginsel geen voorziening worden gevormd.

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2024 e.v.
Instantie
Belastingdienst
Datum instantie
4 oktober 2024
Rolnummer
KG:213:2024:6
Auteur(s)
mr. A.M.E. Nuyens
De Bont advocaten / Tilburg University
NLF-nummer
NLF 2024/2669
Aflevering
3 december 2024
Judoregnummer
JCDI:NFB6690
bwbr0011353&artikel=3.14,bwbr0011353&artikel=3.14

Naar de bovenkant van de pagina

Cookies.

Onze website maakt gebruik van cookies om het gebruik en functionaliteit te waarborgen van deze website. Meer over ons cookiebeleid