Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

X (bv; belanghebbende) heeft in opdracht van twee bedrijven zeventien aangiften gedaan voor het in het vrije verkeer brengen van wielen van aluminium. De aangiften zijn alle gedaan op eigen naam en voor eigen rekening van X. Zij heeft daarbij telkens verzocht om toepassing van een preferentiële tariefmaatregel en met het oog daarop certificaten van oorsprong overgelegd om te bewijzen dat de goederen de preferentiële oorsprong Maleisië hebben. De goederen zijn door de Douane met toepassing van een preferentieel tarief van douanerechten vrijgegeven.

Op grond van bevindingen van OLAF zijn voor een aantal aangiften utb’s aan X uitgereikt. De utb’s zijn in een procedure tot aan de Hoge Raad in rechte komen vast te staan (HR 29 april 2022, 20/00236, ECLI:NL:HR:2022:658, NLF 2022/0885, met noot van Schippers). De Hoge Raad heeft daarbij geoordeeld dat niet was gebleken dat de Inspecteur schriftelijk afwijzend heeft beslist op een verzoek van X tot herziening van de aangiften. Vervolgens heeft X een verzoek tot herziening gedaan. In geschil is of dit verzoek terecht is afgewezen.

Dat is volgens Rechtbank Noord-Holland het geval. X beschikte ten tijde van het doen van de aangiften niet over de vereiste schriftelijke machtiging, zodat niet is voldaan aan een voorwaarde voor wijziging van de gegevens van de persoon in wiens naam en/of voor wiens rekening de aangifte is gedaan. De Inspecteur mocht het verzoek tot herziening van de aangiften dus niet honoreren.

Metadata

Rubriek(en)
Douane
Belastingtijdvak
10 augustus 2011 t/m 20 november 2012
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Datum instantie
27 maart 2024
Rolnummer
23/3913
ECLI
ECLI:NL:RBNHO:2024:3247
NLF-nummer
NLF 2024/0951
Aflevering
16 april 2024

Naar de bovenkant van de pagina