Direct naar content gaan

Samenvatting

X (belanghebbende) stelt dat de Inspecteur het box 3-inkomen over het jaar 2020 op een onjuist bedrag heeft vastgesteld. Hij stelt onder meer dat ten onrechte geen rechtsherstel is geboden, omdat geen rekening is gehouden met een verlies op zijn aandeel in het vermogen van een beleggingsclub van € 163.226,48.

Hof Den Haag heeft geoordeeld dat een op rechtsherstel gerichte compensatie in geval van een schending van het EVRM en het EP door de heffing in box 3, in beginsel dient aan te sluiten bij het werkelijk behaalde rendement. Ongerealiseerde vermogenswinsten passen niet binnen de term ‘werkelijk behaald rendement’, aldus het Hof.

Het Hof heeft verder geoordeeld dat de beleggingsclub een fonds voor gemene rekening is dat als fiscaal transparant moet worden gekwalificeerd. Om het werkelijk door X behaalde rendement te bepalen, is van belang dat inzicht wordt verkregen in het werkelijk gerealiseerde resultaat van de beleggingsclub. X heeft hierin onvoldoende inzicht geboden, aldus het Hof.

Het hoger beroep is ongegrond verklaard.

X betoogt in cassatie onder meer dat het Hof ten onrechte ervan is uitgegaan dat ongerealiseerde verliezen niet in aanmerking moeten worden genomen voor de vaststelling van het werkelijke rendement.

Deze klacht is gegrond. De Hoge Raad verwijst naar hetgeen is overwogen in r.o. 5.4.8 van het arrest van de Hoge Raad van 6 juni 2024 (23/00653, ECLI:NL:HR:2024:705).

De zaak wordt op dit punt verwezen naar Hof Amsterdam. De overige klachten van X zijn ongegrond.

Na verwijzing zal aan de hand van de in het hiervoor genoemde arrest van 6 juni 2024 in r.o. 5.4 gegeven uitgangspunten moeten worden beoordeeld of X met hetgeen hij heeft aangevoerd aannemelijk heeft gemaakt wat in het jaar 2020 het werkelijke rendement is geweest van zijn gehele vermogen in box 3.

De staatssecretaris betoogt in zijn incidentele cassatieberoep dat het aan de wetgever is en niet aan de rechter om te voorzien in het rechtstekort dat gepaard gaat met een schending van het EVRM en het EP als gevolg van het stelsel van heffing in box 3. Deze klacht faalt. De Hoge Raad verwijst naar hetgeen is overwogen in r.o. 5.5 van het arrest van 6 juni 2024.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2020
Instantie
HR
Datum instantie
2 augustus 2024
Rolnummer
24/00643
ECLI
ECLI:NL:HR:2024:1086
Auteur(s)
mr. T.C. Hoogwout
Erasmus Universiteit Rotterdam / Zelfstandig belastingadviseur
NLF-nummer
NLF 2024/1839
Aflevering
13 augustus 2024
Judoregnummer
JCDI:NFB6529
bwbr0011353&artikel=5.3,bwbr0011353&artikel=5.3,bwbv0001000&artikel=14,bwbv0001000&artikel=14,bwbv0001001&artikel=1,bwbv0001001&artikel=1

Naar de bovenkant van de pagina