Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

X (belanghebbende) is een in Nederland wonende Rijnvarende die werkt voor een in Liechtenstein gevestigde werkgever.

Bij Rechtbank Noord-Nederland is in geschil of hij terecht in de Nederlandse premieheffing volksverzekeringen is betrokken, of Liechtensteinse premies met de Nederlandse premieheffing moeten worden verrekend en of de Inspecteur een kostenvergoeding voor het bezwaar had moeten toekennen.

De Rechtbank oordeelt dat X terecht in de premieheffing is betrokken. Aan hem is een A1-verklaring afgegeven op grond waarvan het Nederlandse socialezekerheidsrecht op hem van toepassing is voor (onder meer) de periode 1 mei 2016 tot en met 31 december 2016. Aan die A1-verklaring zijn zowel de Inspecteur als de belastingrechter gebonden. De Rechtbank oordeelt verder dat de uitspraak van Hof Den Bosch (ECLI:NL:GHSHE:2020:1472, NLF 2020/1215) waarop X zich beroept ter zake van de verrekening van Liechtensteinse premies inmiddels door de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2020:2092, NLF 2021/0024, met noot van Van de Ven) gecasseerd is. Ook deze beroepsgrond slaagt daarom niet. Tot slot oordeelt de Rechtbank dat X geen recht heeft op een kostenvergoeding voor het bezwaar. De aanslag is weliswaar verlaagd, maar niet wegens een onrechtmatigheid van de Inspecteur.

Omdat de Inspecteur de aanslag hangende de beroepsprocedure (ambtshalve) heeft verminderd is het beroep wel gegrond. De Rechtbank kent daarom wel een vergoeding toe voor de proceskosten voor de beroepsfase.

Metadata

Rubriek(en)
Sociale verzekeringen
Belastingtijdvak
2016
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Datum instantie
27 juli 2021
Rolnummer
20/2252
ECLI
ECLI:NL:RBNNE:2021:3191
NLF-nummer
NLF 2021/1605
Aflevering
12 augustus 2021

Naar de bovenkant van de pagina