Direct naar content gaan

Samenvatting

X (bv; belanghebbende) hield tot 9 juni 2017 de helft van de aandelen in A (bv). De andere helft van de aandelen werd gehouden door B (bv).

Op 9 juni 2017 heeft B (hierna: de verkoper) haar belang in de deelneming verkocht aan X. Voor de verkoop van deze aandelen is een prijs van € 302.370 overeengekomen.

Ultimo 2017 is X nog € 181.186 van de verkoopprijs aan de verkoper verschuldigd. Op basis van een vso wordt dit bedrag echter kwijtgescholden wegens gedragingen van de enig bestuurder van B.

X stelt dat deze schadevergoeding onder de deelnemingsvrijstelling valt.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant is van oordeel dat het arrest HR 23 september 2016, 15/02428, ECLI:NL:HR:2016:2124, NLF 2016/0337, met noot van Van Gijlswijk in dit geval niet meebrengt dat een causaal verband tussen de schadevergoeding en de deelneming wordt verondersteld aanwezig te zijn. De Rechtbank toetst daarom of sprake is van voldoende causaal verband tussen de schadevergoeding en de aankoop. Daarvan is echter geen sprake. De schadevergoeding staat in een te ver verwijderd verband tot de aankoop en vervreemding van de deelneming, om die schadevergoeding onder de deelnemingsvrijstelling te scharen. De Inspecteur heeft daarom terecht ten aanzien van de schadevergoeding de deelnemingsvrijstelling niet toegepast.

Metadata

Rubriek(en)
Vennootschapsbelasting
Belastingtijdvak
2018
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum instantie
10 mei 2024
Rolnummer
22/4877
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2024:3086
NLF-nummer
NLF 2024/1256
Aflevering
28 mei 2024
bwbr0002672&artikel=13,bwbr0002672&artikel=13

Naar de bovenkant van de pagina