Direct naar content gaan

Samenvatting

X (belanghebbende) drijft samen met zijn broer in de vorm van een maatschap een akkerbouwbedrijf.

De broer heeft in mei 2018 met TenneT een overeenkomst gesloten tot het vestigen van een opstalrecht op binnen de maatschap gebruikte grond. Het opstalrecht ziet op het plaatsen van een aantal hoogspanningsmasten op de percelen.

X heeft in de aangifte IB/PVV 2018 een HIR gevormd. Hiervan ziet € 139.562 op het aandeel van X in een van TenneT ontvangen afsluitvergoeding. De Inspecteur is bij de aanslag op het punt van de HIR afgeweken met een bedrag van € 139.562.

Rechtbank Noord-Nederland acht de correctie terecht. De Rechtbank oordeelt dat de afsluitvergoeding een vergoeding betreft voor een voortvarende medewerking aan het – zonder gerechtelijke procedures – afsluiten van een overeenkomst tot het vestigen van het opstalrecht ten behoeve van TenneT, en aan het daadwerkelijk uitvoeren van die overeenkomst. De afsluitvergoeding kan niet worden gekwalificeerd als vergoeding voor het vestigen van het opstalrecht op de binnen de maatschap gebruikte grond. Het is – plat gezegd – tekengeld. De Rechtbank is reeds daarom van oordeel dat niet wordt voldaan aan de voorwaarden voor het vormen van een HIR. Het antwoord op de vraag of de vestiging van het opstalrecht kwalificeert als vervreemding in de zin van artikel 3.54 Wet IB 2001 kan in het midden blijven.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2018
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Datum instantie
8 maart 2024
Rolnummer
22/3642
ECLI
ECLI:NL:RBNNE:2024:890
NLF-nummer
NLF 2024/0747
Aflevering
26 maart 2024
bwbr0011353&artikel=3.54,bwbr0011353&artikel=3.54

Naar de bovenkant van de pagina