Direct naar content gaan

Samenvatting

Artikel 37 van de Wet op de omzetbelasting (Wet OB) bepaalt dat als op een factuur (ten onrechte) omzetbelasting wordt vermeld, de OB-ondernemer de omzetbelasting ook daadwerkelijk verschuldigd wordt. De Hoge Raad heeft beslist dat artikel 37 Wet OB niet van toepassing is in de volgende situatie. Een OB-ondernemer is leverancier van aardgas en incasseert tegen vergoeding ten behoeve van onder andere enkele gemeenten en waterschappen diverse heffingen. Ter zake van de incasso van die heffingen heeft hij over het tijdvak januari 1999 fl. 63.828,13 omzetbelasting voldaan. Blijkens de arresten van de Hoge Raad van 16 september 1992, nrs. 27.095, BNB 1993/235 en 27.523, BNB 1993/236, delen die incassovergoedingen niet in de vrijstelling van artikel 11, lid 1, letter j van de Wet OB. De ondernemer had derhalve in beginsel terecht omzetbelasting in rekening gebracht en afgedragen. Nu blijkt de Belastingdienst deze “meeliftvergoedingen” echter op basis van een niet gepubliceerde brief van 25 maart 1983 tot 1 januari 2000 vrijgelaten te hebben, indien de ondernemer daartoe een verzoek had ingediend. Het Hof had deze ondernemer, die dat verzoek niet had gedaan, op grond van het gelijkheidsbeginsel de afgedragen omzetbelasting teruggegeven. Tegen dit oordeel stelde de staatssecretaris cassatieberoep in. De Hoge Raad bevestigt echter het oordeel van het Hof. De situatie die zich hier voordoet is namelijk niet die van artikel 37 Wet OB. Naar de wettelijke regels was de omzetbelasting immers wel degelijk omzetbelasting verschuldigd. Het cassatieberoep van de Staatssecretaris wordt ongegrond verklaard.

Metadata

Rubriek(en)
Omzetbelasting
Belastingtijdvak
januari 1999
Instantie
HR
Datum instantie
25 januari 2008
Rolnummer
41.925
ECLI
ECLI:NL:HR:2008:BC2599
bwbr0002629&artikel=8&lid=5

Naar de bovenkant van de pagina