Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

Aan X (bv; belanghebbende) is met dagtekening 13 maart 2021 een aanslag vpb 2018 opgelegd.

In deze zaak beoordeelt Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van X tegen een uitspraak op bezwaar van de Inspecteur van 18 november 2021. In die uitspraak heeft de Inspecteur het bezwaar van X tegen de aan haar gegeven dwangsombeschikking afgewezen.

De Rechtbank gaat eerst in op de schending van het hoorrecht. Vervolgens beoordeelt de Rechtbank of de Inspecteur terecht aan X geen dwangsom heeft toegekend in verband met het niet tijdig beslissen op haar bezwaar tegen de aan haar opgelegde aanslag vpb 2018 en of X recht heeft op een vergoeding van immateriële schade.

De Rechtbank is van oordeel dat het beroep slaagt.

Tussen partijen staat vast dat het hoorrecht in de bezwaarfase is geschonden. Aan de schending van het hoorrecht kan niet met toepassing van artikel 6:22 Awb worden voorbijgegaan. Verder is de Inspecteur aan X de maximale dwangsom van € 1.442 verschuldigd, omdat hij niet tijdig op het bezwaar heeft beslist. De dwangsom wordt vermeerderd met wettelijke rente vanaf 1 oktober 2021 tot het moment van voldoening.

Ten slotte oordeelt de Rechtbank dat X geen recht heeft op een vergoeding van immateriële schade.

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
2018
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum instantie
18 juli 2024
Rolnummer
21/5006
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2024:4979
NLF-nummer
NLF 2024/1869
Aflevering
13 augustus 2024
bwbr0005537&artikel=4:17,bwbr0005537&artikel=4:17,bwbr0005537&artikel=4:18,bwbr0005537&artikel=4:18,bwbr0005537&artikel=4:87,bwbr0005537&artikel=4:87,bwbr0005537&artikel=4:100,bwbr0005537&artikel=4:100,bwbr0005537&artikel=6:22,bwbr0005537&artikel=6:22,bwbr0005537&artikel=8:55c,bwbr0005537&artikel=8:55c

Naar de bovenkant van de pagina