Politieke column
Belastingheffing over vermogensbezit van particulieren beslaat nauwelijks 1% van onze totale belasting- en premieontvangst. Het is voor de schatkist op jaarbasis budgettair gefröbel, althans de miljardendans van de rijksbegroting gaat er echt niet van uit de pas deinen. Tegelijkertijd zijn er inmiddels talrijke belastingjaren verstreken sinds een prutser het gammele fiscale vermogensbouwwerkje per 2017 naar de gallemiezen heeft geholpen en de hoogste rechter het ook niet meer kon aanzien. Zo lang dralen, loopt natuurlijk uiteindelijk in de papieren. Bedragen aan ingecalculeerde maar onmogelijk te realiseren opbrengst overstijgen cumulatief de € 13 miljard. Dat is veel geld.
Vermogen is een hitsig thema. Het wekt interesse, creëert jaloezie en zorgt in fiscale sferen voor onrechtvaardigheidsjeuk. Overdadige aandacht is het gevolg. De meningen lopen uiteen, hoewel er ogenschijnlijk sprake lijkt van een gemeenschappelijke richting. Van een forfaitair systeem dat de werkelijkheid moest benaderen, koersen we af op een reëel systeem dat forfaits probeert te negeren.
Belastingstaatssecretaris Van Oostenbruggen walst met het van zijn ambtsvoorganger geërfde wetsvoorstel ‘Werkelijk rendement’ over het negatieve advies van de Afdeling advisering van de Raad van State heen. Dat mag. Het is geen dwingend advies. En – eerlijk is eerlijk – het is ook wel wat opportunistisch. Toch zitten er ook steekhoudende bezwaren in.
Uitvoerbaarheid lijkt het voornaamste struikelblok. Als je nu alleen al 1.757 fte nodig hebt – meer dan 6% van de capaciteit van de Belastingdienst – om rechtsherstel te bieden in een vrij overzichtelijk mechanisme met een tegenbewijsregeling, is er een monster in de maak. Het wetsvoorstel dat het belasten van ‘werkelijk rendement’ zal gaan bewerkstelligen, is immers niet veel anders dan een variant op de tegenbewijsregeling. Linksom of rechtsom komen belastingplichtigen met hun daadwerkelijk gemaakte rendementen aanzetten.
De tegenbewijsregeling, die nog in werking moet treden, gaat overigens ook gigantisch vastlopen. Het leidt ongetwijfeld tot bezwaren en, als je niet uitkijkt, tot ingebrekestellingen. Bij de Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (UHT) hebben ze daar ervaring mee. Afgelopen week kwamen schrikbarende cijfers naar buiten. Niet alleen wordt er zowat tegen elke beslissing bezwaar gemaakt. Het lukt simpelweg niet om besluiten überhaupt tijdig te nemen. Met ruim € 70 miljoen aan uitbetaalde dwangsommen vanwege ingebrekestellingen en beroepen niet-tijdig beslissen was de chaos vorig jaar zeer kostbaar (het zijn vermijdbare uitbetalingen). Het kabinet houdt er rekening mee dat het dit jaar vanwege de organisatorische zooi voor € 90 miljoen de knip moet trekken.
Het is keihard bewijs dat je heel goed moet nadenken over de uitvoerbaarheid. Of het een compensatieregeling betreft of belastingheffing maakt daarvoor niet uit. De Tweede Kamer ziet de wolkjes ook langzaamaan donkerder worden. De benadering van het werkelijk rendement in het conceptwetsvoorstel is volgens verschillende Kamerleden misschien toch niet zo’n goed idee.
Het kabinet is echter vastgelopen in het eigen gelijk. Als je op een departement al jarenlang aan het sleutelen bent aan de belastingheffing op vermogen raakt de rek eruit. Dat is ook wel te begrijpen. Kamerleden zinspelen daarentegen op een basisvariant van een vermogensbelasting. Naar mijn mening is dat de enige weg uit het moeras. Het kabinet is nog niet zover. In de beantwoording van Kamervragen wordt geschermd met kwetsbaarheden van de anticumulatieregeling van weleer. Verzuchtend wordt een vermogensbelasting als te complex weggezet.
De grootste struisvogel heeft het antwoord geschreven op de open vraag hoe vermogens in andere landen worden belast. De belastingen in Duitsland, de Verenigde Staten en Denemarken worden wat zurig beschreven. De kern van het verhaal ontbreekt. Het is duister waarom de vermogensbelasting in Spanje helemaal niet wordt genoemd richting de Tweede Kamer. Met een (ingroei)variant op de Spaanse vermogensbelasting kan ook in Nederland de zon weer gaan schijnen.