Direct naar content gaan

Samenvatting

X (belanghebbende) heeft beroep ingesteld inzake een aan hem opgelegde aanslag rioolheffing en aanslag afvalstoffenheffing. Hij stelt terecht dat de gemeente de inzageplicht van artikel 7:4 Awb heeft geschonden door niet voorafgaand aan het doen van uitspraak op bezwaar inzage te geven in de programmabegroting en het Gemeentelijk Rioleringsplan 2017-2021.

Rechtbank Gelderland oordeelt dat de Heffingsambtenaar de aanvullende stukken, die hij bij de uitspraak op bezwaar heeft gevoegd, eerder in de bezwaarfase had moeten overleggen. X is hierdoor in zijn belangen geschaad. De Rechtbank ziet in de handelwijze van de Heffingsambtenaar aanleiding de Heffingsambtenaar te veroordelen in de proceskosten.

De Rechtbank komt tot het oordeel dat de Verordening rioolheffing 2019 ten aanzien van X onverbindend is omdat de geraamde baten de geraamde lasten met meer dan 10% overschrijden. De aanslag rioolheffing wordt vernietigd.

De Verordening afvalstoffenheffing 2019 is partieel onverbindend wegens overschrijding van de opbrengstlimiet met afgerond 7,64%. De aanslag afvalstoffenheffing wordt verminderd.

De Rechtbank beschouwt voor de toekenning van een vergoeding voor geleden immateriële schade beide zaken (rioolheffing en afvalstoffenheffing) als aparte zaken. De vergoeding daarvoor bedraagt in totaal € 3.000. Voorts is geen sprake van samenhangende zaken voor de proceskostenvergoeding. De Heffingsambtenaar wordt veroordeeld tot een bedrag van € 4.112 (twee keer € 2.056).

Metadata

Rubriek(en)
Lokale heffingen
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
2019
Instantie
Rechtbank Gelderland
Datum instantie
2 augustus 2022
Rolnummer
21/3068; 21/3069
ECLI
ECLI:NL:RBGEL:2022:4126
NLF-nummer
NLF 2022/1703
Aflevering
1 september 2022
bwbr0005416&artikel=228a,bwbr0005416&artikel=228a,bwbr0005537&artikel=7:4,bwbr0005537&artikel=7:4

Naar de bovenkant van de pagina