Direct naar content gaan

Samenvatting

X (belanghebbende) woont in 2019 en 2020 in Zweden. Het vermogen van X bestond in die jaren enkel uit een woning in Nederland. De box 3-heffing van X bedraagt € 907 voor het jaar 2019 en € 846 voor het jaar 2020.

X heeft beroep ingesteld.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat geen sprake van is rechtsherstel verleend door de Inspecteur, zoals bedoeld in het Kerst-arrest. De Rechtbank verleent daarom zelf rechtsherstel.

Zij bepaalt dat alleen het werkelijke rendement in de heffing wordt betrokken. Dat is in het onderhavige geval nihil, omdat X de woning zelf in gebruik heeft.

Ter zitting heeft de Inspecteur nog aangevoerd dat hem uit de BRP is gebleken dat op het adres van de woning van X iemand anders dan X staat ingeschreven in de betreffende jaren. Hieruit concludeert hij dat de woning is verhuurd en dat X in de onderhavige jaren huurinkomsten heeft genoten. De Rechtbank verbindt geen gevolgen aan die enkele stelling van de Inspecteur, nu daarvan geen bewijsstukken zijn overgelegd en niet is gebleken dat onderzoek is gedaan met betrekking tot de bewoner.

De Rechtbank kent X verder een dwangsom toe van € 742 wegens te laat beslissen op bezwaar.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2019-2020
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum instantie
11 april 2024
Rolnummer
22/3616; 22/3617
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2024:2459
NLF-nummer
NLF 2024/1093
Aflevering
7 mei 2024
bwbr0011353&artikel=5.2,bwbr0011353&artikel=5.2

Naar de bovenkant van de pagina