Direct naar content gaan

Samenvatting

In deze zaak is bij Hof Den Bosch de vraag aan de orde of energiebedrijf X (bv; belanghebbende) de doorbetaaldloonregeling kan toepassen. Deze regeling is van toepassing wanneer een werknemer tijdelijk werkt voor een andere organisatie dan de eigen werkgever en deze derde partij (in casu X) het loon (deels) betaalt of vergoedt. Voor de belastingheffing wordt het doorbetaalde loon beschouwd als loon van de eigen werkgever. Hierdoor blijft de eigen werkgever verantwoordelijk voor de afdracht van loonbelasting en sociale premies

De drie bestuurders van X zijn bij oprichting middellijk aandeelhouders geworden en houden ieder een belang van 5% via hun persoonlijke houdstervennootschappen (waarvan zij directeur-grootaandeelhouder zijn). De overige 85% van de aandelen worden gehouden door investeerders.

Bij oprichting zijn de bestuurders in privé benoemd tot statutair bestuurders van X. De Inspecteur heeft toepassing van de doorbetaaldloonregeling op grond van artikel 32d Wet LB 1964 geweigerd omdat de bestuurders in een privaatrechtelijke dienstbetrekking tot X staan en niet uit hoofde van hun hoofddienstbetrekking bij hun persoonlijke houdstervennootschappen werkzaam zijn bij X.

Volgens het Hof is het niet van belang of de bestuurders in een privaatrechtelijke dan wel een fictieve dienstbetrekking tot X staan en verrichten de bestuurders uit hoofde van hun dienstbetrekking met hun persoonlijke houdstervennootschappen werkzaamheden voor X. Het feit dat zij in privé zijn benoemd tot statutair bestuurder maakt dit niet anders.

Omdat sprake is van een structuur met meerdere aandeelhouders, is de zakelijkheidstoets op grond van artikel 32d, lid 1, onderdeel b, laatste volzin, Wet LB 1964 van toepassing. Volgens het Hof leidt het feit dat de investeerders strategische en ondernemingsadviezen mogen geven er niet toe dat er voor de bestuurders geen ruimte blijft voor het bepalen van het beleid van de vennootschap. Naar het oordeel van het Hof komen het belang van de bestuurders in X en hun werkzaamheden hiervoor grotendeels overeen met de situatie indien sprake zou zijn van een commanditaire vennootschap en is daarom voldaan aan de zakelijkheidstoets.

De Inspecteur heeft ook aangevoerd dat de doorbetaaldloonregeling in geval van een echte privaatrechtelijke dienstbetrekking slechts toegepast kan worden als de persoonlijke houdstervennootschappen de volledige van X ontvangen managementvergoeding als loon uitbetalen aan de bestuurders (doorstootverplichting).

Het Hof is echter van oordeel dat noch uit de tekst van de wet noch uit de parlementaire toelichting daarop volgt dat voor de toepassing van de doorbetaaldloonregeling een doorstootverplichting als voorwaarde is gesteld en dit de reikwijdte van de doorbetaaldloonregeling zou inperken tot een verlegging van de inhoudingsplicht voor de loonheffingen, hetgeen niet binnen het doel en de strekking hiervan past.

Het Hof is van oordeel dat X voldoet aan de voorwaarden voor toepassing van de doorbetaaldloonregeling. Het hoger beroep van de Inspecteur is ongegrond. De uitspraak van Rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarbij de aan X opgelegde naheffingsaanslagen zijn vernietigd, wordt bevestigd.

Metadata

Rubriek(en)
Loonbelasting
Belastingtijdvak
1 april 2017 t/m 31 mei 2018
Instantie
Hof Den Bosch
Datum instantie
26 juni 2024
Rolnummer
22/1017; 22/1018
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2024:2076
Auteur(s)
dr. F.M. Werger
Werger Fiscaal Advies B.V.
NLF-nummer
NLF 2024/1796
Aflevering
6 augustus 2024
Judoregnummer
JCDI:NFB6520
bwbr0002471&artikel=32d,bwbr0002471&artikel=32d

Naar de bovenkant van de pagina