Direct naar content gaan

Samenvatting

Belastingplichtige huurt van een stichting een woning tegen een zakelijke vergoeding van € 850 per maand,  die maandelijks wordt voldaan. Omdat de betrokken belastingplichtige gedurende langere tijd naar een andere provincie gaat, besluit hij deze woning met toestemming van de verhuurder onder te verhuren. Hij verhuurt de woning aan een persoon die dringend om woonruimte verlegen zit. Hij maakt gebruik van zijn bijzondere onderhandelingspositie en vraagt een op dat moment zakelijke huur van € 1.400 per maand. De huurovereenkomst wordt voor een periode van vijf jaar gesloten en de huur wordt maandelijks voldaan.

Vragen
  1. Zijn de rechten en verplichtingen die voortvloeien uit een (onder)huurovereenkomst bezittingen en schulden als bedoeld in artikel 5.3 Wet IB 2001?
  2. Tegen welke waarde moeten deze rechten en verplichtingen worden opgenomen in box 3?
Antwoorden
  1. Ja.
  2. Nihil, tenzij de overeengekomen vergoeding niet zakelijk is, de betalingstermijnen niet regelmatig vervallen en/of de betalingstermijnen betrekking hebben op een tijdvak van meer dan een jaar. In dat geval moeten het gebruiksrecht én de verplichting worden gewaardeerd op de waarde in het economische verkeer. Als de vergoeding van de onderhuur significant hoger is dan de vergoeding van de huur kan nog steeds sprake zijn van een zakelijke verhuur. Dit is afhankelijk van de feiten en omstandigheden.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2024
Instantie
Belastingdienst
Datum instantie
12 september 2024
Rolnummer
KG:202:2024:32
NLF-nummer
NLF 2024/2078
Aflevering
17 september 2024
bwbr0011353&artikel=5.3,bwbr0011353&artikel=5.3

Naar de bovenkant van de pagina