Beroep op tegemoetkoming uit besluit inzake overdrachtsbelasting slaagt niet
Rechtbank Noord-Holland, 13 maart 2024
Samenvatting
Stichting X (belanghebbende) is opgericht bij notariële akte van 30 december 2020. Op 24 december 2020 hebben de twee oprichters de economische eigendom van rechten op onroerende zaken aan X in oprichting geleverd. X heeft als tegenprestatie certificaten uitgereikt aan haar oprichters.
In het besluit van 15 oktober 2015, BLKB2015/794M (Stcrt. 2015, 36766) wordt bij certificering van aandelen onder voorwaarden goedgekeurd dat op verzoek een tegemoetkoming wordt verleend ten bedrage van de door de certificering verschuldigde overdrachtsbelasting.
Bij Rechtbank Noord-Holland is in geschil is of op grond van het gelijkheidsbeginsel recht bestaat op (overeenkomstige) toepassing van de tegemoetkoming zoals neergelegd in het besluit. De certificering van (rechten op de) onroerende zaken is volgens X vergelijkbaar met certificering van aandelen in een ozr als bedoeld in artikel 4 Wet BRV.
Het beroep op het gelijkheidsbeginsel faalt. Anders dan bij certificering van aandelen in een ozr, wijzigt bij de certificering van de (rechten op de) onroerende zaken zelf de gerechtigdheid tot (de rechten op) die onroerende zaken. Gelet daarop is geen sprake van een gelijk geval. Ook voldoet X niet aan de overige voorwaarden van het besluit.
De Rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
BRON
Uitspraak van de meervoudige kamer van 14 maart 2024 in de zaken tussen
eiseres, gevestigd te vestigingsplaats, eiseres (gemachtigde: mr. M.F.P. de Clercq),
en
de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Hoorn, verweerder.
Procesverloop
Eiseres heeft op 7 juni 2021 en op 14 juni 2021 op aangifte bedragen aan overdrachtsbelasting voldaan.
Tegen de voldoeningen op aangifte heeft eiseres bezwaar gemaakt. Verweerder heeft de bezwaren bij uitspraken op bezwaar afgewezen.
Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 maart 2024 te Haarlem. Eiseres haar gemachtigde is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam 1] , bijgestaan door mr. [naam 2] en [naam 3] .
Overwegingen
Feiten
1. Eiseres is bij notariële akte van 30 december 2020 opgericht door [naam 4] ( [naam 4] ) en [naam 5] ( [naam 5] ). In de statuten van eiseres is onder meer opgenomen:
2. [naam 5] en [naam 4] waren samen, ieder voor 50%, onverdeeld juridisch en economisch gerechtigd tot een appartementsrecht dan wel een (voortdurend of eeuwig durend) recht van erfpacht van/op een (onder-) appartementsrecht van de volgende in [plaats] gelegen onroerende zaken:
- [object 1] ;
- [object 2] ;
- [object 3] ;
- [object 4] ;
- [object 5] ;
- [object 6] ;
- [object 7] , (tezamen hierna: de onroerende zaken).
3. De economische eigendom van de rechten op de onroerende zaken is door [naam 5] en [naam 4] op 24 december 2020 aan eiseres in oprichting geleverd. Eiseres heeft als tegenprestatie certificaten uitgereikt aan [naam 5] en [naam 4] . De juridische eigendom van de rechten op de onroerende zaken is bij [naam 5] en [naam 4] blijven berusten.
4. Eiseres heeft twee formulieren ‘Melding overdracht van economische eigendom’ (gedateerd 7 juni 2021 en 14 juni 2021) aan verweerder gezonden en twee aangifteformulieren overdrachtsbelasting (gedateerd 7 juni 2021 en 14 juni 2021) waarop eiseres als verkrijger is vermeld en waarop respectievelijk [naam 5] en [naam 4] als vervreemder zijn vermeld. Op elk aangifteformulier is een verschuldigd bedrag aan overdrachtsbelasting vermeld van € 20.250 (in totaal € 40.500, 2% van een totale heffingsgrondslag van € 2.025.000).
5. In een besluit van de Staatssecretaris van 15 oktober 2015, nr. BLKB2015/794M (Stcrt. 2015, 36766, hierna: het Besluit) is de volgende goedkeuring opgenomen (Ozr staat voor onroerende zaakrechtspersoon, als bedoeld in artikel 4 van de Wet op belastingen van rechtsverkeer, hierna: Wbr):
6. In het besluit van 4 september 2012, nr. BLKB2012/101M is opgenomen:
- Voor ieder ingeleverd aandeel wordt telkens een certificaat uitgereikt dan wel een aantal certificaten tot een gelijk totaal nominaal bedrag als het ingeleverde aandeel.
- Het administratiekantoor kan de overgenomen aandelen niet vervreemden of verpanden, wat het eerste betreft althans niet zonder onmiddellijke uitkering van de opbrengst aan de certificaathouders tegen inlevering van de certificaten.
- De door het administratiekantoor ontvangen dividenden en andere uitkeringen op de aandelen worden onmiddellijk ter beschikking van de certificaathouders gesteld.
- Bij uitreiking van bonusaandelen of stockdividenden op de overgenomen aandelen worden door het administratiekantoor dienovereenkomstig certificaten verstrekt.
- Indien bij de uitgifte van nieuwe aandelen voorkeursrechten aan de aandeelhouders worden toegekend, stelt het administratiekantoor de certificaathouders in de gelegenheid dienovereenkomstig een voorkeursrecht op certificaten uit te oefenen. Het administratiekantoor maakt van de voorkeursrechten van aandeelhouders gebruik in dezelfde omvang als de certificaathouders gebruik maken van de hun dienovereenkomstig toegekende rechten.
- Door het administratiekantoor ontvangen liquidatie-uitkeringen op de aandelen worden onmiddellijk aan de certificaathouders tegen inlevering van de certificaten afgedragen.
- De vervreemdingsbevoegdheid ten aanzien van de certificaten is niet geringer dan bij de aandelen het geval is.
- De certificaten kunnen slechts tegen afgifte van de aandelen worden ingetrokken dan wel ingeleverd.
Het besluit van 4 september 2012, nr. BLKB2012/101M is vervangen door het besluit van 9 maart 2018, nr. 2018-27139, waarbij in onderdeel 4.4 een identieke tekst is opgenomen als hiervoor aangehaald.
Geschil
7. In geschil is het antwoord op de vraag of eiseres bij de certificering van de (rechten op de) onroerende zaken op grond van het gelijkheidsbeginsel recht heeft op (overeenkomstige) toepassing van de tegemoetkoming zoals neergelegd in het Besluit.
Beoordeling van het geschil
8. Eiseres stelt dat zowel in het geval van certificering van (rechten op) onroerende zaken als in het geval van certificering van aandelen, geen wijziging van de economische eigendom van de (rechten op de) onroerende zaken plaatsvindt. De certificering van (rechten op de) onroerende zaken is volgens eiseres dan ook vergelijkbaar met certificering van aandelen in een Ozr als bedoeld in artikel 4 van de Wbr, zodat ook bij certificering van (rechten op) onroerende zaken recht bestaat op (overeenkomstige) toepassing van de tegemoetkoming in het Besluit.
9. Verweerder neemt het standpunt in dat bij het certificeren van (rechten op) onroerende zaken en het certificeren van aandelen in een Ozr geen sprake is van gelijke gevallen, zodat het beroep op het gelijkheidsbeginsel faalt. Voorts betoogt verweerder dat eiseres ook niet aan de voorwaarden ingevolge het Besluit voldoet. Zo is eiseres volgens artikel 4, vierde lid, van haar statuten niet verplicht om opbrengsten van de onroerende zaken uit te keren aan certificaathouders en heeft eiseres geen verzoek om tegemoetkoming of kwijtschelding gedaan. Ook lenen de voorwaarden voor tegemoetkoming zich niet voor overeenkomstige toepassing bij certificering van onroerende zaken en dienen de toepassingsvoorwaarden van het Besluit restrictief te worden uitgelegd.
10. De rechtbank overweegt als volgt. Op grond van artikel 2, tweede lid, Wbr zijn de verkrijgingen van de economische eigendom van de rechten op de onroerende zaken door eiseres belastbare feiten voor de heffing van overdrachtsbelasting. Tussen partijen is dat op zichzelf ook niet in geschil.
11. Het beroep van eiseres op de tegemoetkoming in het Besluit via het gelijkheidsbeginsel faalt. Anders dan bij certificering van aandelen in een Ozr, waarvoor het Besluit onder voorwaarden een tegemoetkoming geeft, wijzigt bij de certificering van de (rechten op de) onroerende zaken zelf de gerechtigdheid tot (de rechten op) die onroerende zaken. Gelet daarop is geen sprake van een gelijk geval. De achtergrond van de goedkeuring in het Besluit is dat wordt voorkomen dat bij certificering van aandelen in een Ozr (waarbij die certificaten kunnen worden vereenzelvigd met de aandelen) nogmaals overdrachtsbelasting verschuldigd wordt, indien ook al bij inbreng van de onroerende zaken in de Ozr overdrachtsbelasting verschuldigd was, terwijl de gerechtigdheid tot de onroerende zaken bij certificering van de aandelen in een Ozr ongewijzigd blijft. Deze of een vergelijkbare situatie doet zich in het geval van eiseres niet voor. Dit maakt al dat geen sprake is van gelijke gevallen. Bovendien merkt de rechtbank op dat in het geval van eiseres ook niet aan de voorwaarden van het Besluit wordt voldaan, omdat zij op grond van artikel 4 van haar statuten geen dooruitdelingsplicht heeft voor wat betreft de opbrengsten van de onroerende zaken. Ook om die reden kan de rechtbank al niet toekomen aan (overeenkomstige) toepassing van het Besluit.
12. Gelet op het vorenoverwogene dienen de beroepen ongegrond te worden verklaard.
Proceskosten
13. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H. de Jong, voorzitter, en mr. A.A. Fase en mr. G.H. de Soeten, in aanwezigheid van I. Kroesemeijer, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 14 maart 2024.