Direct naar content gaan

Samenvatting

In deze strafzaak oordeelt de strafkamer van de Hoge Raad dat een aangiftebiljet dat buiten de termijn van artikel 9 AWR wordt ingediend, niet kan gelden als een aangifte zoals bedoeld in artikel 69, lid 1 of 2, AWR. Hierbij benadrukt de Hoge Raad dat de Inspecteur bij de aanslagoplegging geen rekening heeft kunnen houden met een dergelijke late aangifte.
De zaak betreft X, aan wie een ambtshalve inkomstenbelastingaanslag voor het jaar 2002 was opgelegd omdat hij geen aangifte had gedaan. X diende vervolgens alsnog een aangifte in, waarin hij echter bepaalde financiƫle informatie, zoals Duitse bankrekeningen en de waarde van onroerende zaken in Spanje, niet vermeldde. X werd strafrechtelijk vervolgd op basis van artikel 225, lid 2, Sr.
X betoogde dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk was op grond van artikel 69, lid 4, AWR, wat door de strafkamer van Hof Amsterdam werd verworpen.
De Hoge Raad bevestigt dit oordeel, waarbij wordt opgemerkt dat het indienen van een bezwaarschrift met een al dan niet correct ingevuld aangiftebiljet niet onder artikel 69, lid 1, AWR valt.

Metadata

Rubriek(en)
Strafrecht
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
2002
Instantie
Hoge Raad
Datum instantie
28 juni 2016
Rolnummer
15/01891
ECLI
ECLI:NL:HR:2016:1333
bwbr0002320&artikel=68,bwbr0002320&artikel=69,bwbr0002320&artikel=47,bwbr0002320&artikel=67d&lid=1

Naar de bovenkant van de pagina

Cookies.

Onze website maakt gebruik van cookies om het gebruik en functionaliteit te waarborgen van deze website. Meer over ons cookiebeleid