Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

Dit arrest betreft het zogenoemde ‘Zweedse grootmoeder’-arrest Dit arrest is belangrijk omdat het de fiscale behandeling van informeelkapitaalstortingen verduidelijkt en de toepassing van het arm’s length-beginsel in situaties van leningen binnen een groep van gelieerde ondernemingen definieert.
In dit arrest is de vraag aan de orde of een renteloze lening van een grootmoedermaatschappij aan een dochtermaatschappij als winst moet worden beschouwd binnen een fiscale eenheid.
Een Zweedse moedermaatschappij heeft een renteloze lening verstrekt aan haar Nederlandse kleindochtermaatschappij, die samen met haar moedermaatschappij een fiscale eenheid vormde.
De Inspecteur heeft zich op het standpunt gesteld dat het voordeel van deze renteloze lening als winst moet worden aangemerkt. X (belanghebbende) stelde echter dat dit voordeel als informeel kapitaal in de kostensfeer moet worden beschouwd, waardoor renteaftrek mogelijk zou zijn en de fiscale winst zou dalen.
De Hoge Raad oordeelt dat de renteloze lening niet als winst moet worden aangemerkt omdat het voordeel voortkomt uit de aandeelhoudersrelatie en niet uit de bedrijfsactiviteiten van de dochtermaatschappij. De lening wordt gezien als een informeelkapitaalstorting.

Metadata

Rubriek(en)
Vennootschapsbelasting
Belastingtijdvak
1971
Instantie
Hoge Raad
Datum instantie
31 mei 1978
Rolnummer
18.230
ECLI
ECLI:NL:HR:1978:AX2866

Naar de bovenkant van de pagina

Cookies.

Onze website maakt gebruik van cookies om het gebruik en functionaliteit te waarborgen van deze website. Meer over ons cookiebeleid