Samenvatting
De staatssecretaris heeft de schriftelijke vragen van de Tweede Kamer beantwoord die zijn gesteld over het rapport Belastingen in maatschappelijk perspectief.
Dit rapport heeft als doel inzicht te bieden in de stand van zaken op de belangrijkste thema’s van het belastingstelsel wat betreft knelpunten, stappen die daarop zijn gezet, uitdagingen en oplossingsrichtingen.
De feitelijke vragen betreffen de volle breedte van het rapport. De staatssecretaris besteedt in vraag 133 aandacht aan de meest actuele inschatting van de mogelijke kosten (incidenteel en structureel) van een box 3-uitspraak door de Hoge Raad in het nadeel van de Staat. Het antwoord luidt als volgt:
A-G Wattel en A-G Pauwels hebben inzake zeven procedures over dit vraagstuk conclusies gewezen. Deze conclusies komen erop neer dat als het werkelijke rendement (al dan niet significant) lager is dan het forfaitaire rendement, dat dan het werkelijke rendement belast moet worden. Belangrijk vraagpunt hierbij is hoe het begrip ‘werkelijk rendement’ precies bepaald moet worden. Indien de Hoge Raad de conclusies volgt, dan is het antwoord van de Hoge Raad op verschillende deelvragen over bepaling van het werkelijk rendement van groot belang voor de precieze budgettaire gevolgen. Dit maakt ook dat een budgettaire raming hierover onzeker is.
A-G Pauwels heeft geadviseerd dat hierbij zoveel mogelijk de uitgangspunten van de wetgever bij het huidige box 3-stelsel gevolgd moeten worden. Dat betekent onder meer dat sprake is van een vermogensaanwassystematiek (ongerealiseerde waardemutaties zijn onderdeel van het rendement). In het negatieve geval dat de Hoge Raad de overheid in het ongelijk stelt, kan dit, afhankelijk van de precieze uitspraak leiden tot een mogelijke derving van meerdere miljarden.