Direct naar content gaan

Samenvatting

X (belanghebbende) is sinds 11 december 2000 gehuwd met A. X is samen met A gerechtigd tot, in ieder geval, twee (Zwitserse) bankrekeningen (rekening 1 en 2). Daarnaast is A betrokken bij een Zwitserse bankrekening (een coderekening), aangehouden bij de UBS (UBS-rekening 3). Vanaf UBS-rekening 3 zijn in de jaren 2003 tot en met 2013 bedragen overgeboekt naar rekening 2. De betreffende bedragen zijn afkomstig van C (bv). C drijft een onderneming die werkzaam is in de luchtvracht. A had samen met een zakenpartner (middellijk) de aandelen in C en was uit hoofde van zijn aandeelhouderschap met de zakenpartner betrokken bij het opzetten van een werkwijze met valse facturen van C.

De bedragen die zijn ontvangen op UBS-rekening 3 en die voor de helft zijn overgeboekt naar rekening 2 zijn in de aangiften IB/PVV van X en A nimmer verantwoord als belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang. De Inspecteur heeft dit met navorderingsaanslagen IB/PVV gecorrigeerd en heeft daarbij vergrijpboetes opgelegd.

In hoger beroep is in geschil of de vergrijpboetes terecht zijn opgelegd, meer specifiek is in geschil of sprake is van grove schuld bij X. Voorts is in geschil of X recht heeft op (verdere) vermindering van heffingsrente.

Bij het doen van de aangiften zijn door beide echtgenoten de ab-inkomsten niet opgegeven en is dus ter zake daarvan geen verdelingskeuze gemaakt. In dat geval houdt de wettelijke veronderstelling in dat de inkomsten bij elk van de partners voor de helft opkomen en zijn de aanslagen van X ook te laag geweest, oordeelt Hof Amsterdam.

Volgens het Hof kan X wellicht worden verweten dat zij heeft nagelaten zich af te vragen of de gelden op enigerlei wijze in haar aangiften verantwoord hadden moeten worden, maar dat is onvoldoende om haar het ernstig verwijt van grove schuld te maken. De Inspecteur heeft niet voldaan aan de op hem rustende bewijslast dat sprake is van grove schuld. De boetes worden vernietigd.

Partijen zijn het eens dat de heffingsrente op grond van het zorgvuldigheidsbeginsel verminderd dient te worden. Voor verdere vermindering op grond van het evenredigheidsbeginsel en het gelijkheidsbeginsel is volgens het Hof geen aanleiding.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
2003-2013
Instantie
Hof Amsterdam
Datum instantie
11 januari 2024
Rolnummer
23/219; 23/220; 23/221; 23/222; 23/223; 23/224; 23/225; 23/226; 23/227
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2024:1176
NLF-nummer
NLF 2024/1099
Aflevering
7 mei 2024
bwbr0002320&artikel=67e,bwbr0002320&artikel=67e

Naar de bovenkant van de pagina