Direct naar content gaan

Samenvatting

Een ouder woont samen met een 25-jarig kind. Het kind is ziek/gehandicapt en in verband hiermee is aan het kind een persoonsgebonden budget (hierna: pgb) toegekend. De ouder doet een extra vrijwillige storting aan de Sociale Verzekeringsbank (hierna: SVB), zodat dit bedrag aan het pgb van het kind wordt toegevoegd. Hierdoor heeft het kind in dat jaar een hoger pgb. Vanuit dit pgb koopt het kind zorg in. De ingekochte zorg valt onder een van de categorieën van artikel 6.17, lid 1, Wet IB 2001.

Vraag

Is een vrijwillige storting van een ouder aan de SVB ter verhoging van een pgb van een kind aan te merken als een uitgave voor specifieke zorgkosten als bedoeld in artikel 6.17, lid 1, Wet IB 2001 bij de ouder? 

Antwoord

Doorgaans kwalificeert een vrijwillige storting aan de SVB ter verhoging van een pgb niet als een uitgave voor specifieke zorgkosten als bedoeld in artikel 6.17, lid 1, Wet IB 2001, omdat bij een niet toereikend pgb meerdere mogelijkheden bestaan om het budgettekort aan te laten vullen en daarmee de vrijwillige storting niet drukt op belastingplichtige. Als er geen verhaalsmogelijkheden zijn en aan de overige wettelijke voorwaarden is voldaan, kan een vrijwillige storting aan de SVB ter verhoging van een pgb wel als uitgaven voor specifieke zorgkosten worden aangemerkt.

Indien niet het gehele pgb wordt besteed aan een van de categorieën van artikel 6.17, lid 1, Wet IB 2001 kan ook niet de volledige vrijwillige storting bij belastingplichtige in aanmerking worden genomen. Naar rato van de besteding van het pgb aan zorg als bedoeld in een van de categorieën van artikel 6.17, lid 1, Wet IB 2001, kan de vrijwillige storting in aanmerking worden genomen.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2024 e.v.
Instantie
Belastingdienst
Datum instantie
28 mei 2024
Rolnummer
KG:202:2024:18
NLF-nummer
NLF 2024/1314
Aflevering
4 juni 2024
bwbr0011353&artikel=6.17&lid=1,bwbr0011353&artikel=6.17&lid=1

Naar de bovenkant van de pagina