Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

Als een werkgever alle autokosten van een werknemer vergoedt onder verrekening van een bijdrage van de werknemer voor privé-gebruik, is er sprake van een situatie die op één lijn is te stellen met een werkgever die aan een werknemer een auto van de zaak ter beschikking stelt. In dat geval is de autokostenfictie van de Wet IB van toepassing en wordt de vergoeding niet tot het loon gerekend.
In 1998 had een werkgever over de maanden september tot en met december aan een werknemer een vergoeding van fl. 5.000 betaald voor de door hem gemaakte autokosten.
Het Hof had de vergoeding geheel tot het loon gerekend. Het was niet ingegaan op het aanbod van de werknemer om getuigenbewijs te leveren dat het wel degelijk om een integrale vergoeding van zijn autokosten ging.
Volgens het Hof was getuigenbewijs niet nodig omdat dat het Hof toch niet op andere gedachten zou brengen.
De Hoge Raad casseert dit. Uit de Hofuitspraak wordt namelijk niet duidelijk of het Hof voldoende is ingegaan op het feit dat de vergoeding ook betrekking had op de lasten en afschrijvingen van de auto van de werknemer. In dat geval had het de autokostenfictie moeten toepassen.
De zaak is verwezen.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
1998
Instantie
HR
Datum instantie
28 mei 2004
Rolnummer
39.269
ECLI
ECLI:NL:HR:2004:AP0229

Naar de bovenkant van de pagina