Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Politieke column

De grootste coalitiepartij PVV is niet zo gecharmeerd van een vermogensaanwasbelasting, en dan druk ik het voorzichtig uit. Volgens Kamerlid De Vree (PVV) is het belasten van vermogensaanwas niet eerlijk. Hij roept het kabinet op met een ander voorstel te komen. 

In een debat toonden andere partijen zich vorige week verbouwereerd over deze uitlatingen. Van Vroonhoven (NSC) vond de stellingname van coalitiegenoot PVV gespeend van verantwoordelijkheid. De kongsi PvdA-GroenLinks vond het schokkend. Vijlbrief (D66) was de chaos en het amateurisme van de coalitie zo zat, dat hij geen inhoudelijke inbreng wenste te leveren. 

Het is allemaal opmerkelijk theater, want waarom zou een coalitiepartij per se voorstander moeten zijn van een voorstel van een vorig kabinet? Temeer daar dat voorstel natuurlijk verre van briljant is. Belastingstaatssecretaris Van Oostenbruggen (NSC) geeft echter aan dat het wetsvoorstel dat ‘werkelijk rendement’ poogt te belasten – met in dat hybride systeem deels een vermogensaanwasbelasting – binnen enkele weken toch naar de Tweede Kamer wordt gestuurd. Of dat wetsvoorstel gezien de positie van de PVV parlementaire averij oploopt, zal afhangen van oppositiepartijen (dat is in de Eerste Kamer trouwens sowieso al het geval, aangezien de coalitie daar geen meerderheid heeft) én van politieke handigheid van de bewindsman. 

Het valt in dat verband op dat het onlangs ingediende wetsvoorstel voor invoering van een Tegenbewijsregeling in box 3 tot groot chagrijn bij Kamerleden leidde, en niet alleen voor wat betreft de inhoud. Terwijl de tweede termijn van een debat over de vormgeving van tegenbewijs nog moest plaatsvinden, koos Van Oostenbruggen ervoor het desbetreffende wetsvoorstel al bij de Tweede Kamer aanhangig te maken. Kamerleden vonden dat weinig chique. 

Als het constructieve Kamerlid Grinwis (CU) de woorden ‘niet netjes’ in de mond neemt, lijkt me dat relevant. Het is bovendien ronduit pijnlijk als een partijgenoot je lompheid verwijt. Van Vroonhoven vond het gedrag van haar oud-collega uit de fractie niet getuigen van respect. Zij beet staatssecretaris Van Oostenbruggen toe dat het hem had gesierd als hij had gewacht met indiening van de Tegenbewijsregeling totdat de Kamer het debat hierover had afgerond. De bewindsman reageerde stoïcijns dat naar zijn mening afstemming had plaatsgevonden over het moment van indiening van het wetsvoorstel. Die sondering is dan kennelijk met de kabouters geweest. Als hij slechts een paar dagen had gewacht met indiening, was er niets aan de hand geweest. Het is onhandig om met dit soort ogenschijnlijk geneuzel Kamerleden de gordijnen in te jagen.

Op de dag dat de Tegenbewijsregeling op de parlementaire deurmat belandde, haalde ik de Staatscourant uit de digitale brievenbus. Ik las daarin de publicatie van de regeling voor de definitieve vaststelling van het forfaitaire rendementspercentage voor onder andere banktegoeden en spaargeld voor 2024. Spaarders gingen er voorafgaand en gedurende 2024 steeds van uit dat zij over hun spaarcentjes een rendement van 0,92% in ogenschouw moesten nemen in box 3. Ergens begin 2025 bleek dat opeens 1,44% te zijn. En die onheilsboodschap is dus pas een dikke week geleden geformaliseerd, door aanpassing van de belastingwet met terugwerkende kracht tot 1 januari 2024.

Wat ik dacht? Raar, dat je halverwege maart 2025 pas formeel een regeling publiceert die ingrijpt op het belastingjaar 2024. Belastingplichtigen zouden op dat moment zelfs al aangifte over 2024 kunnen hebben gedaan. Dergelijke terugwerkende kracht tast de rechtszekerheid toch gigantisch aan?

In de Tweede Kamer ging het echter over de PVV, die een slecht voorstel een slecht voorstel noemt. Het ging over een Tegenbewijsregeling, die een week te vroeg is ingediend. Het debat had echter moeten gaan over de curiositeit dat na afloop van het belastingjaar spaarders opeens met een 57% hoger rendementspercentage zijn geconfronteerd.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Publicatiedatum
25 maart 2025
NLF-nummer
NLF-P 2025/11
Auteur(s)
mr. dr. M.P.A. Spanjers
Columnist

Naar de bovenkant van de pagina

Cookies.

Onze website maakt gebruik van cookies om het gebruik en functionaliteit te waarborgen van deze website. Meer over ons cookiebeleid