Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

Op 30 juni 1997 hebben twee BV’s met tien andere een CV opgericht. De eerstgenoemde twee BV’s werden de beherende vennoten en de andere tien de commanditaire. Op dezelfde datum hebben de bij deze oprichting betrokken partijen een participatieovereenkomst gesloten waarin was vermeld dat door de commandieten “bij deze ten titel van inbreng (worden) geleverd aan de CV” onroerende zaken met een gezamenlijke waarde van fl. 183.000.000. In elk van de inbrengakten is bepaald dat het desbetreffende vastgoed zakenrechtelijk voor 5 procent eigendom van de inbrengers blijft en voor 95 procent eigendom wordt van de twee beherende vennoten (ook BV’s). 95 procent van de inbrengwaarde is in die akten als “overinbreng” aangemerkt en bij de inbreng aan de commandieten uitbetaald. Over de waarde van 5 procent van de inbreng ontvangen de commandieten een rentevergoeding van 7,5 procent. Ook ontvangen zij een winstuitkering van 5 procent van de winst. Daarop komt echter de ontvangen rente in mindering.
De inspecteur zag hierin geen vrijgestelde inbreng en het Hof evenmin. Omdat het beheer over het vastgoed in de ruimste zin geheel aan de twee beherende vennoten is overgelaten oordeelde het Hof dat de intentie van partijen er niet op gericht was om met de CV actief deel te nemen aan het economisch verkeer.
Met A-G Groeneveld is de Hoge Raad het daarmee niet eens. Het is een wezenlijk kenmerk van de CV dat uitsluitend de beherende vennoten alle beheersdaden verrichten. De commanditaire vennoten kunnen slechts bij de interne besluitvorming betrokken worden en al hetgeen het Hof heeft overwogen is onvoldoende om aan te nemen dat daarvan in het geheel geen sprake is geweest. Indien geen CV tot stand is gekomen kan echter niet meer dan 95 procent van de waarde worden belast en niet zoals het Hof heeft beslist 100%. Het aanbod om met getuigen te bewijzen dat in één ander vergelijkbaar geval anders is geoordeeld heeft het Hof terecht gepasseerd omdat de meerderheidsregel geen toepassing kan vinden aan de hand van één ander geval. De zaak is verwezen.

Metadata

Rubriek(en)
Belastingen van rechtsverkeer
Instantie
HR
Datum instantie
15 oktober 2004
Rolnummer
38.059
ECLI
ECLI:NL:HR:2004:AI0676
ECLI:NL:PHR:2004:AI0676
bwbr0002770&artikel=4&lid=1

Naar de bovenkant van de pagina