Het kabinet treft zes nieuwe belastingmaatregelen om met name ondernemers, waaronder zzp’ers, in deze lastige tijden te ondersteunen. De maatregelen zijn erop gericht ondernemers meer financiële ruimte te geven, bovenop de belastingmaatregelen die al zijn genomen. De maatregelen worden nog verder uitgewerkt, zodat ze zo spoedig mogelijk kunnen ingaan. Door de maatregelen komt er dit jaar tijdelijk ruim € 4 miljard minder aan belastinginkomsten binnen, die volgend jaar alweer grotendeels terug worden verwacht.
De zes maatregelen zijn:
Een verlaging van het gebruikelijk loon bij omzetdaling
Onder andere in het mkb zijn er veel ondernemers die zelf meewerken in de vennootschap waarin zij een zogenoemd aanmerkelijk belang hebben. Zij moeten loonheffingen betalen over een loon dat passend is bij de arbeid die ze verrichten. Ook als de onderneming minder of geen omzet behaalt, moet deze belasting nog steeds worden betaald. Omdat er door de coronacrisis veel omzetverlies is, wordt mogelijk gemaakt dat deze ondernemers tijdelijk van een lager loon mogen uitgaan, in verhouding tot de omzetdaling van het bedrijf. De vormgeving hiervan zal vergelijkbaar zijn met eenzelfde regeling als die tijdens de kredietcrisis in 2009 is getroffen. Dit betekent een voordeel van € 6.200 voor een gemiddelde ondernemer. Naar verwachting zullen rond de 135.000 ondernemers hiervan gebruikmaken.
Maatregel voor zzp’ers: versoepeling urencriterium
Ondernemers hebben recht op verschillende soorten ondernemersaftrek. De bekendste is waarschijnlijk de zelfstandigenaftrek. Hier kunnen ondernemers alleen gebruik van maken als ze 1.225 uur per jaar aan hun onderneming besteden en ondernemer zijn voor de inkomstenbelasting. Om te voorkomen dat ondernemers het recht op de aftrek verliezen zal de Belastingdienst van 1 maart 2020 t/m 31 mei 2020 ervan uitgaan dat deze ondernemers ten minste 24 uren per week aan de onderneming hebben besteed, ook als ze die uren niet daadwerkelijk hebben besteed. Voor ondernemers die sterk seizoensafhankelijk werken, zoals in de horeca of de festivalbranche, wordt ook geregeld dat ze onder de versoepeling vallen. Gemiddeld gaat dit om een voordeel van € 1.800. Circa 40.000 ondernemers hebben profijt van deze maatregel.
Verhoging van de vrije ruimte in de werkkostenregeling
Via de werkkostenregeling kunnen werkgevers onbelaste vergoedingen aan werknemers geven. De vrije ruimte die werkgevers hebben om deze onbelaste vergoedingen te geven, wordt eenmalig verhoogd van 1,7% naar 3% voor de eerste € 400.000 van de loonsom per werkgever. Werkgevers die daar ruimte voor hebben kunnen hun werknemers in deze moeilijke tijd extra tegemoet te komen, bijvoorbeeld door het verstrekken van een bloemetje of een cadeaubon. Dit kan ook een boost geven aan sectoren die sterk getroffen zijn door de crisis.
Fiscale coronareserve in de vennootschapsbelasting
Om ervoor te zorgen dat zo veel mogelijk geld bij de bedrijven blijft, wordt het mogelijk om verliezen die bedrijven die belastingplichtig zijn voor de vennootschapsbelasting dit jaar verwachten te lijden, alvast in aanmerking nemen bij het bepalen van de winst van 2019. Normaal kan dit ‘verrekenen’ pas plaatsvinden bij het doen van de aangifte vennootschapsbelasting 2020, wat niet eerder dan begin 2021 of later zal zijn. Het kabinet vindt het onwenselijk als bedrijven zo lang moeten wachten op die mogelijkheid. Daarom zal het kabinet het voor deze bedrijven mogelijk maken om voor de vennootschapsbelasting het verwachte verlies voor het jaar 2020 door de coronacrisis als fiscale coronareserve ten laste van de winst van het jaar 2019 te brengen. Hierbij geldt dat deze coronareserve niet hoger mag zijn dan de winst van 2019. Gemiddeld ontvangt een bv daardoor € 25.000 al in 2020 in plaats van in 2021. Naar verwachting hebben circa 125.000 bedrijven profijt van deze maatregel.
Uitstel inwerkingtreding wetsvoorstel ‘Excessief lenen bij eigen vennootschap’
Het wetsvoorstel ‘Excessief lenen bij eigen vennootschap’, dat als doel heeft om fiscaal gedreven belastinguitstel door directeuren-grootaandeelhouders (dga’s) te ontmoedigen, wordt een jaar uitgesteld tot 1 januari 2023. Dga’s hebben zo meer tijd, tot eind 2023, om zich voor te bereiden en schulden aan de eigen vennootschap die hoger zijn dan € 500.000 (exclusief eigenwoningschulden) af te lossen. Circa 11.000 ondernemers hebben profijt van deze maatregel.
Betaalpauze voor hypotheekverplichtingen
Kredietverstrekkers zoals banken willen klanten de mogelijkheid bieden een betaalpauze van rente en aflossing aan te gaan voor maximaal zes maanden, als zij tijdens de coronacrisis tijdelijk niet aan hun betalingsverplichtingen kunnen voldoen. Voor hypotheken waarvoor een fiscale aflossingsverplichting geldt, moet dit volgens de huidige fiscale regels bij een pauze in 2020, uiterlijk in 2021 worden terugbetaald. Een nieuw beleidsbesluit regelt twee zaken: ten eerste hoeft de aflossingsachterstand niet uiterlijk 31 december 2021 te worden betaald, maar kan deze (direct) worden uitgesmeerd over de resterende looptijd (van maximaal 360 maanden). Ten tweede kan een klant in plaats hiervan kiezen om zijn resterende lening te splitsen. Hierdoor hoeft de maximaal zes maanden achterstand niet per definitie te worden uitgesmeerd over de resterende looptijd, maar kan dit ook apart binnen bijvoorbeeld vijf jaar worden afbetaald. De overheid biedt hiermee meer mogelijkheden tot maatwerk. Naar verwachting kunnen 60.000 hypotheekhouders hier gebruik van maken.
Deze noot bevat bijdragen van diverse auteurs die vanuit hun eigen specialisme een aantal belastingmaatregelen zoals aangekondigd in deze Kamerbrief van commentaar hebben voorzien.
Een verlaging van het gebruikelijk loon bij omzetdaling
Goedkeuring 1 april 2020
Krachtens een bericht op het Forum voor Fiscaal Dienstverleners van 1 april 2020 heeft de Belastingdienst goedgekeurd dat de vennootschap en de aanmerkelijkbelanghouder gedurende het jaar 2020 tijdelijk een lager maandloon mogen afspreken als de coronacrisis grote gevolgen heeft voor de omzet en liquiditeit van de vennootschap. De hoogte van het gebruikelijk loon voor 2020 moet dan wel aan het einde van het jaar worden vastgesteld, omdat dan de impact van de coronacrisis duidelijker is.
De goedkeuring gaat niet expliciet in op de vraag of en, zo ja, in welke mate een omzetdaling doorwerkt naar de (uiteindelijke) hoogte van het gebruikelijk loon. Dat zou dan betekenen dat hiervoor moet worden teruggevallen op de reguliere regels van de gebruikelijkloonregeling in welk geval de toezegging aan de magere kant is. Een enkele omzetdaling is namelijk geen legitieme reden voor een verlaging van het gebruikelijk loon. Ook een onafhankelijke werknemer (zonder ab-positie) ziet namelijk in de regel niet af van salaris als het even wat minder gaat met zijn werkgever. Alleen een structurele verliessituatie waarbij de continuïteit van de vennootschap in het geding is, is als een zakelijke reden erkend voor een lager gebruikelijk loon. In dergelijke gevallen waarin het bedrijf ‘op omvallen staat’ moeten niet zelden ook onafhankelijke werknemers zich loonoffers getroosten om gedwongen ontslag te voorkomen. Van een royale goedkeuring is dus zeker geen sprake.
Maatregel voor zzp’ers: versoepeling urencriterium
IB-ondernemers kunnen onder voorwaarden aanspraak maken op verschillende ondernemersfaciliteiten, zoals de zelfstandigenaftrek, de meewerkaftrek en de oudedagsreserve. Een van deze voorwaarden is het zogenoemde urencriterium. Dit houdt in dat de ondernemer ten minste 1.225 uren per kalenderjaar besteedt aan werkzaamheden voor zijn onderneming. Nu door de coronacrisis bepaalde bedrijfstakken op dit moment vrijwel stilliggen, kan dit criterium in 2020 door sommige ondernemers (bij lange na) niet worden gehaald. Dit zou betekenen dat die ondernemers – naast de opgelopen economische schade – ook nog het recht op bepaalde ondernemersfaciliteiten kunnen verliezen. Dit vindt de regering ongewenst. Daarom kondigt de staatssecretaris – mede naar aanleiding van vragen uit de Tweede Kamer – een versoepeling aan van dit criterium. Mijns inziens is dat terecht. Met het urencriterium beoogt de wetgever namelijk – kort gezegd – slechts ondernemersfaciliteiten toe te kennen aan ‘echte’ ondernemers en niet aan belastingplichtigen voor wie de onderneming slechts een nevenactiviteit is. Met de versoepeling blijft de ratio van de regeling overeind; echte ondernemers worden niet ook nog geconfronteerd met het verlies van de ondernemersfaciliteiten.
De versoepeling ziet er als volgt uit. De staatssecretaris zal zo spoedig mogelijk regelen dat ondernemers in de periode van 1 maart 2020 tot en met 31 mei 2020 geacht worden ten minste 24 uren per week aan hun onderneming te hebben besteed, ook als ze die uren gelet op de coronacrisis niet daadwerkelijk hebben besteed. Deze 24 uur per week is het wekelijkse gemiddelde van 1.225 uren op kalenderjaarbasis. Voor de rest van het jaar moet dus nog wel ‘gewoon’ aan het urencriterium worden voldaan, zodat de versoepeling er niet toe leidt dat belastingplichtigen voor wie de onderneming slechts een nevenactiviteit is, ook de ondernemersfaciliteiten deelachtig worden. Mocht de coronacrisis overigens langer aanhouden dan 31 mei 2020, dan lijkt mij dat deze versoepeling moet worden verlengd. Eventueel kan dit sectorgewijs.
Verhoging van de vrije ruimte in de werkkostenregeling
Iedere werkgever heeft een vrije ruimte, waarbinnen hij zijn werknemers onbelaste vergoedingen en verstrekkingen kan geven. Momenteel bedraagt de vrije ruimte 1,7% van de loonsom tot € 400.000. Voor zover de loonsom groter is, bedraagt het percentage 1,2% voor dat surplus. In de aanvullende Kamerbrief is aangekondigd dat het percentage van 1,7% eenmalig (voor heel 2020) wordt verhoogd naar 3%. Dit is naar aanleiding van een motie die door de Tweede Kamer is aangenomen.
Werkgevers krijgen voor 2020 dus een extra vrije ruimte van maximaal € 5.200. Dit moet vooral de kleinere werkgevers de ruimte geven om wat extra voorzieningen aan hun werknemers te geven. In de Kamerbrief wordt gesproken over een bloemetje of een cadeaubon, waarbij wordt opgemerkt dat dit een boost kan geven aan sectoren die sterk getroffen zijn door de huidige situatie. Daarnaast kan de vrije ruimte bijvoorbeeld ook gebruikt worden om de werknemer wat voorzieningen thuis te geven, die nu niet op grond van het noodzakelijkheidscriterium of de ‘Arbo-vrijstelling’ onbelast mogelijk zijn.
Fiscale coronareserve in de vennootschapsbelasting
Een van de belangrijkste punten uit de brief met aanvullende fiscale maatregelen in verband met COVID-19 is wat mij betreft de (toekomstige) mogelijkheid tot het vormen van een fiscale coronareserve. In mijn noot bij NLF 2020/1014 gaf ik als aanbeveling een regeling te introduceren vergelijkbaar met het besluit ter versoepeling van de terugwenteling van verliezen over 2008, dat in het leven was geroepen om de gevolgen van de kredietcrisis enigszins te beperken. Ook in de Tweede Kamer was om zo’n soort regeling verzocht. De staatssecretaris komt hieraan tegemoet met de introductie van een zogenoemde fiscale coronareserve.
Voor bedrijven die belastingplichtig zijn voor de vennootschapsbelasting komt er een maatregel om te verwachten verliezen in 2020 eerder te verrekenen met in 2019 gemaakte winsten; versoepeling van de carry-back-verliesverrekening. Normaliter geldt voor carry-back dat de aanslag over het jaar 2019 definitief moet zijn en kan de verliesverrekening pas plaatsvinden bij het doen van de aangifte vennootschapsbelasting 2020.
Uitstel inwerkingtreding wetsvoorstel ‘Excessief lenen bij de eigen vennootschap’
Het wetsvoorstel ‘Excessief lenen bij de eigen vennootschap’ stond in het eerste kwartaal 2020 op het programma. Deze deadline bleek te ambitieus. Maar van uitstel komt zeker geen afstel. De staatssecretaris van Financiën wil ondanks de coronacrisis toch gas blijven geven op dit heikele dossier. Het wetsvoorstel ziet daarom – althans dat is de bedoeling – binnenkort alsnog het daglicht. Dan zal tevens blijken wat de staatssecretaris heeft gedaan met de fundamentele kritiek op het eerdere conceptvoorstel. Vooral de dubbele heffing is bij menigeen in het verkeerde keelgat geschoten. Aan de basisuitgangspunten (schulden van de dga aan de vennootschap met uitzondering van eigenwoningschulden en drempel van € 500.000) lijkt de staatssecretaris in ieder geval niet te willen tornen.
Door de liquiditeitsproblemen waar veel dga’s op dit moment mee kampen, zal het voor de dga onmogelijk kunnen zijn om zijn schuldenpositie op korte termijn ‘op te schonen’. Daarom wordt de inwerkingtreding van het wetsvoorstel met één jaar uitgesteld. Voor zover schulden aan de eigen vennootschap de € 500.000-grens overschrijden loopt de dga dus voor het eerst op 31 december 2023 tegen een fictief regulier dividend aan (tarief: 26,9%). Of een jaar uitstel voldoende is om de klappen van de coronacrisis dusdanig op te vangen dat dga’s hun schulden aan de vennootschap kunnen aflossen tot € 500.000, dan wel in staat zijn om de aanmerkelijkbelangheffing over het ‘excedent’ te voldoen, zal de toekomst moeten uitwijzen. Eerst maar eens zien of de staatssecretaris nu wel met een fatsoenlijk wetsvoorstel komt.
Betaalpauze voor hypotheekverplichtingen
Het besluit ziet wat betreft de inkomstenbelasting op het mogelijk maken van tijdelijk uitstel van hypotheekbetalingen zonder verlies van het recht op hypotheekrenteaftrek. Kort samengevat komt de goedkeuring erop neer dat na afloop van de uitstelperiode van maximaal zes maanden een nieuw annuïtair schema kan worden vastgesteld op basis waarvan het inhalen van de aflossingsachterstand wordt uitgesmeerd over de resterende looptijd (van maximaal 360 maanden) van de lening. Het is ook mogelijk de resterende lening te splitsen in een lening waarbij voor de resterende hoofdsom zonder rekening te houden met de aflossingsachterstand het bestaande annuïtaire schema van toepassing blijft en voor het deel van de aflossingsachterstand een afzonderlijke (hypothecaire) lening met een eigen annuïtair schema wordt afgesloten waarbij de looptijd maximaal gelijk is aan de resterende looptijd van de oorspronkelijke hoofdsom. Afhankelijk van de draagkracht van de woningbezitter kan voor deze lening ook een kortere looptijd gelden.
Er komt nog een aanvullend besluit rond de situatie dat de betaalpauze tussen 12 maart en 24 april 2020 is overeengekomen en deels al ten uitvoering is gebracht. Verder wordt nagegaan of er een toezegging kan komen voor adempauzes met een ander dan een aangewezen administratieplichtige zoals een lening bij de eigen bv of bij een familielid (artikel 3.119g Wet IB 2001).
BRON
Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA ’S-GRAVENHAGE
Directie Algemene Fiscale Politiek
Korte Voorhout 7 2511 CW Den Haag Postbus 20201 2500 EE Den Haag
www.rijksoverheid.nl
Ons kenmerk
2020-0000080433
Uw brief (kenmerk)
Datum 24 april 2020
Betreft Aanvullende fiscale maatregelen in verband met covid- 19
Geachte voorzitter,
Het coronavirus heeft de wereld en Nederland in zijn greep. De eerste prioriteit van het kabinet ligt uiteraard bij de gezondheid van de bevolking, en een goed functionerende gezondheidszorg. De impact van het virus is enorm – en heeft ingrijpende gevolgen voor de economie. Delen van het werk zijn stilgevallen, hele sectoren moeten tijdelijk hun deuren sluiten, zelfstandigen zien opdrachten wegvallen en werknemers zitten in onzekerheid thuis.
Met de brieven van 12 en 17 maart heeft het kabinet het noodpakket banen en economie aangekondigd. Het noodpakket bestaat uit diverse maatregelen.
Daarbij staat het zo snel mogelijk hulp bieden aan de ondernemers voorop. Deze maatregelen zorgen ervoor dat bedrijven hun personeel kunnen doorbetalen, bieden zelfstandigen een overbrugging en zorgen waar mogelijk voor behoud van liquiditeit voor ondernemers. Ik heb u in mijn brieven van 19 maart en 2 april geïnformeerd over de nadere uitwerking van de fiscale maatregelen in het noodpakket.
In de afgelopen weken heeft uw Kamer aandacht gevraagd voor een aantal zaken en ook diverse moties aangenomen die het kabinet oproepen om bepaalde vraagstukken nader te onderzoeken of te regelen. Ook het kabinet heeft in gesprek met ondernemers, belangenorganisaties en burgers signalen gekregen over problemen waar zij tegenaan lopen door het coronavirus en welke oplossingen hen daarbij kunnen helpen. Naar aanleiding van deze moties en deze dialoog kondig ik de volgende additionele tijdelijke fiscale maatregelen aan:
Een verlaging van het gebruikelijk loon bij omzetdaling
Een versoepeling van het urencriterium
Een verhoging van de vrije ruimte in de werkkostenregeling
De mogelijkheid tot het vormen van een fiscale coronareserve
Uitstel van de inwerkingtreding van het wetsvoorstel excessief lenen bij de eigen vennootschap
Het mogelijk maken van tijdelijk uitstel van hypotheekbetalingen zonder verlies van het recht op hypotheekrenteaftrek voor de eigen woning (hypotheekbetaalpauze).
Ik ben voornemens de maatregelen die nadere wettelijke verankering vragen zoveel mogelijk in het pakket Belastingplan 2021 op te nemen als een apart wetsvoorstel binnen het pakket. Waar nodig zal ik deze maatregelen zo snel mogelijk vooruitlopend op wetgeving in een goedkeurend beleidsbesluit nader uitwerken. De maatregelen die geen wettelijke verankering vragen zal ik eveneens zo spoedig mogelijk nader uitwerken in een beleidsbesluit. Zodra de uitwerking gereed is, zal de informatie hierover ook worden gepubliceerd op de aparte coronawebsite van de Belastingdienst.
In reactie op de motie van de leden Asscher en Van Weyenberg over het privaat fonds van waaruit aan zorgmedewerkers een tegemoetkoming kan worden verstrekt en waarin de regering wordt gevraagd te onderzoeken hoe uitkeringen uit een dergelijk fonds fiscaal gunstig kunnen worden behandeld, kan ik u mededelen dat daarover overleg met de initiatiefnemers is gestart. De fiscale duiding van een uitkering uit dat fonds is namelijk mede afhankelijk van de vormgeving van het fonds. Doel van het overleg is te komen tot een vormgeving die de gevraagde fiscale behandeling niet in de weg staat.
1. Gebruikelijk loon
Aanmerkelijkbelanghouders (ab-houders) ondernemen via een vennootschap (bijvoorbeeld een bv) waar zij zelf vaak ook arbeid voor verrichten. Zij dienen in dat geval ten minste belasting te betalen over een wettelijk vastgelegde passende arbeidsbeloning, het zogenoemde gebruikelijk loon. Ook als de onderneming minder of geen omzet behaalt, moet de ab-houder daarover belasting betalen. Dit knelt, gelet op het grote verlies aan omzet in sommige sectoren vanwege de coronacrisis. Ik zal daarom tijdelijk, in het jaar 2020, toestaan dat ab-houders die te maken krijgen met een omzetdaling van een lager gebruikelijk loon mogen uitgaan, evenredig met de omzetdaling. Daarbij wordt hetzelfde deel van het jaar in 2020 dan vergeleken met dezelfde periode in 2019. Naar verwachting zullen rond de 135.000 ondernemers hiervan gebruik maken. De uitwerking van deze maatregel volgt zo spoedig mogelijk. De vormgeving van deze maatregel en de voorwaarden zullen vergelijkbaar zijn met eenzelfde regeling en voorwaarden die tijdens de kredietcrisis in 2009 zijn getroffen.
2. Urencriterium
Ondernemers die belastingplichtig zijn voor de inkomstenbelasting kunnen onder voorwaarden aanspraak maken op verschillende ondernemersfaciliteiten. Op sommige van deze ondernemersfaciliteiten zoals de zelfstandigenaftrek, de meewerkaftrek en de oudedagsreserve kan uitsluitend aanspraak worden gemaakt als aan het zogenoemde urencriterium wordt voldaan. Aan dit urencriterium wordt voldaan wanneer de ondernemer ten minste 1225 uren per kalenderjaar besteedt aan werkzaamheden voor zijn onderneming. Ik verwacht dat door het coronavirus dit in 2020 door sommige ondernemers niet kan worden gehaald, met als gevolg dat zij het recht op bepaalde ondernemersfaciliteiten kunnen verliezen. Het lid Van Weyenberg (D66) heeft op 6 april 2020 schriftelijke vragen gesteld over de gevolgen van de coronacrisis voor het urencriterium, de zelfstandigenaftrek en de startersaftrek. Het lid Stoffer (SGP) heeft tijdens het WGO van de commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 14 april 2020 over hetzelfde thema vragen gesteld. De beantwoording van deze vragen heb ik vandaag naar uw Kamer gestuurd.
Het feit dat ondernemers puur als gevolg van het coronavirus bepaalde ondernemersfaciliteiten verliezen, acht ik onwenselijk en onrechtvaardig. Ik zal daarom zo spoedig mogelijk regelen dat ondernemers in de periode van1 maart 2020 tot en met 31 mei 2020 geacht worden ten minste 24 uren per week aan hun onderneming te hebben besteed, ook als ze die gelet op de coronacrisis niet daadwerkelijk hebben besteed. Voor dit urenaantal is gekozen, omdat dit het wekelijkse gemiddelde is van 1225 uur op kalenderjaarbasis, met een afronding in het voordeel van de belastingplichtige. In lijn met deze systematiek wordt het verlaagde urencriterium van 800 uren per kalenderjaar in de startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid versoepeld, waardoor de betreffende ondernemers geacht worden ten minste 16 uren per week aan hun onderneming te hebben besteed. Met de versoepeling van het urencriterium zullen de ondernemers die normaliter voldoen aan het urencriterium, ook ondanks de coronacrisis aan het urencriterium kunnen voldoen. Voor seizoengebonden ondernemers is dit niet het geval als de piek van hun werkzaamheden in deze periode valt. Voor deze groep seizoengebonden ondernemers zal ik een aanvullende regeling treffen. Zij worden geacht het aantal uren te hebben besteed in deze periode zoals zij dat ook in andere jaren plegen te doen. De ondernemer kan dan met behulp van de administratie van vorig jaar inschatten hoeveel uren hij aan de onderneming heeft besteed in de periode van 1 maart 2019 tot en met 31 mei 2019 en zo ook beoordelen of hij in 2020 aan het urencriterium voldoet. Zo zal ook voor seizoengebonden ondernemers een versoepeling van het urencriterium in 2020 gaan gelden.
3. Werkkostenregeling
Via de vrije ruimte van de werkkostenregeling kunnen werkgevers vergoedingen en verstrekkingen aan hun werknemers geven zonder dat deze belast worden. Werkgevers kunnen zelf bepalen waaraan en óf zij de vrije ruimte willen besteden, voor zover dit gebruikelijk is. Hoewel de vergoedingen en verstrekkingen vanuit de vrije ruimte onbelast zijn, moeten werkgevers uiteraard wel kosten maken om deze vergoedingen en verstrekkingen te bekostigen.
Voorbeelden zijn kerstpakketten en bedrijfsuitjes. Per 1 januari 2020 is de vrije ruimte 1,7% voor de eerste € 400.000 van de loonsom per werkgever. Voor het bedrag boven € 400.000 geldt een percentage van 1,2. Uw Kamer heeft mij met een motie verzocht te onderzoeken of voor het jaar 2020 de vrije ruimte in de werkkostenregeling verhoogd kan worden.
Ik zal de vrije ruimte voor de eerste € 400.000 van de loonsom per werkgever eenmalig en tijdelijk verhogen naar 3% voor het jaar 2020. Dat biedt mogelijkheden aan werkgevers die daar de ruimte voor hebben om hun werknemers in deze moeilijke tijd extra tegemoet te komen, bijvoorbeeld door het verstrekken van een bloemetje of een cadeaubon. Dit kan ook een boost geven aan sectoren die sterk getroffen zijn door de crisis.
4. Fiscale coronareserve
Op basis van de huidige wetgeving mogen bedrijven die belastingplichtig zijn voor de vennootschapsbelasting een verlies verrekenen met de winst van het voorafgaande jaar, bekend als de carry back. Hierdoor kan een verlies dat in het jaar 2020 wordt geleden verrekend worden met winst die in het jaar 2019 behaald is. Het gevolg van deze verliesverrekening is dat bedrijven een deel van de vennootschapsbelasting die zij over het jaar 2019 reeds betaald hebben of nog moeten betalen, op een later moment terugkrijgen. Verliesverrekening kan dus zorgen voor een verbetering van de liquiditeitspositie van bedrijven. Echter, een dergelijke verrekening kan pas plaatsvinden bij het doen van de aangifte vennootschapsbelasting 2020. Dat kan niet eerder dan begin 2021. Bovendien is vereist dat een definitieve aanslag vennootschapsbelasting is opgelegd over 2019, die meestal nog niet zal zijn opgelegd.
Het kabinet acht het wenselijk dat deze bedrijven eerder over deze liquiditeiten kunnen beschikken. Daarom zal het kabinet het voor deze bedrijven mogelijk maken om het verwachte verlies voor het jaar 2020 dat verband houdt met de coronacrisis als fiscale coronareserve ten laste van de winst van het jaar 2019 te brengen. Dit is in lijn met de aangenomen motie van uw Kamer om deze mogelijkheid te onderzoeken. De fiscale coronareserve bedraagt maximaal de fiscale winst over 2019 zonder rekening te houden met deze reserve. Daarnaast mag de fiscale coronareserve niet hoger zijn dan het te verwachten verlies in 2020 als gevolg van de coronacrisis. Door de mogelijkheid van het vormen van een fiscale coronareserve kan een teruggave van de eerder over 2019 betaalde en te betalen vennootschapsbelasting door middel van een nadere voorlopige aanslag vennootschapsbelasting 2019 worden gevraagd.
Het voordeel van de fiscale coronareserve is dat bedrijven niet hoeven te wachten totdat zij aangifte vennootschapsbelasting kunnen doen over het jaar 2020 (in 2021) en tevens een definitieve aanslag vennootschapsbelasting is opgelegd over 2019 om via verliesverrekening een liquiditeitsvoordeel te halen. Ten behoeve van deze maatregel wordt een wetswijziging voorbereid. Vooruitlopend op dit wetsvoorstel zal ik zo snel mogelijk een beleidsbesluit publiceren waarin ik duidelijk maak wat bedrijven moeten doen en welke voorwaarden gelden om aanspraak te maken op de fiscale coronareserve.
5. Uitstel inwerkingtreding wetsvoorstel excessief lenen bij de eigen vennootschap
In september 2018 heeft het kabinet het wetsvoorstel Wet excessief lenen bij de eigen vennootschap aangekondigd met een geplande inwerkingtreding per 2022. Dit wetsvoorstel beoogt fiscaal gedreven belastinguitstel te verminderen, waar ab-houders/directeuren-grootaandeelhouders (dga’s) nu gebruik van kunnen maken. Het wetsvoorstel maakt het belasten van schulden van de dga aan de eigen vennootschap die hoger zijn dan € 500.000 (exclusief eigenwoningschulden) mogelijk. Dit kan betekenen dat dga’s met een hogere schuld deze in de aanloop naar de inwerkingtreding van de wet willen aflossen tot in ieder geval de vastgestelde € 500.000. Vanwege de crisis kan dat op dit moment mogelijk lastiger voor hen zijn. Om dga’s hierin tegemoet te komen wil het kabinet de inwerkingtreding van de wet met één jaar uitstellen. Door de inwerkingtreding met één jaar uit te stellen tot 1 januari 2023 hebben dga’s tot 31 december 2023 (eerste peildatum) om te anticiperen op het wetsvoorstel.
Deze wijziging wordt, samen met de andere aanpassingen naar aanleiding van de internetconsultatie en het advies van de Raad van State, meegenomen in het wetsvoorstel dat binnenkort aan de Kamer wordt gezonden.
6. Betaalpauze voor hypotheekverplichtingen
Een consument kan bij zorgen over de betaalbaarheid van zijn hypotheek met zijn kredietverstrekker verkennen welke oplossing het beste past bij de specifieke situatie. Eerder heeft het kabinet al gesproken met kredietverstrekkers over de mogelijkheden die zij zien om klanten tegemoet te komen die als gevolg van de coronacrisis worden geconfronteerd met een terugval in het inkomen en waar nodig te bekijken of en hoe kredietverstrekkers kunnen worden geholpen om dit te vergemakkelijken. Hierna informeer ik u over een op korte termijn vast te stellen en te publiceren beleidsbesluit waarin wordt voorzien in enkele goedkeuringen die ertoe strekken dat – onder voorwaarden – een tijdelijk uitstel van het betalen van de aflossing en rente voor de hypotheeklening voor de eigenwoningschuld (een betaalpauze) niet tot ongewenste fiscale gevolgen leidt.
Kredietverstrekkers vinden het gewenst hun klanten die als gevolg van de coronacrisis tijdelijk niet in staat zijn aan hun betalingsverplichtingen te voldoen de mogelijkheid te kunnen bieden tot een betaalpauze. Hierbij wordt uitgegaan van een pauze van maximaal zes maanden. In die periode hoeven deze klanten geen (of minder) rente en aflossing te betalen ter zake van hun hypotheek. Deze “achterstallige” annuïteiten dienen op enig moment wel alsnog te worden voldaan. Voor het behoud van het recht op fiscale aftrek van rente en kosten voor eigenwoningschulden is onder meer de wijze van inhalen van de uitgestelde aflossingen van belang. Voor hypotheken die op of na 1 januari 2013 zijn afgesloten en onder de fiscale aflossingseis vallen kan namelijk alleen aftrek van rente en kosten worden verleend indien de hypotheek in maximaal 360 maanden volgens een ten minste annuïtair schema wordt afgelost. Indien op enig moment een achterstand in de aflossing wordt opgelopen, is in de fiscale wetgeving vastgelegd op welke wijze en binnen welke termijnen die achterstand moet worden ingelopen. Als niet aan die eisen wordt voldaan, loopt de consument het risico dat het recht op aftrek van rente en kosten vervalt. Om het in bepaalde gevallen mogelijk te maken ook op een andere dan in de fiscale wetgeving vastgelegde wijze de aflossingsachterstand in te halen, zullen in het beleidsbesluit hiertoe twee goedkeuringen worden opgenomen.
Goedkeuringen in het beleidsbesluit
De eerste goedkeuring ziet op het zo snel mogelijk na afloop van de uitstelperiode van maximaal zes maanden vaststellen van een nieuw annuïtair schema op basis waarvan het inhalen van de aflossingsachterstand wordt uitgesmeerd over de resterende looptijd van de maximale termijn van 360 maanden van de lening. De huidige wettelijke regeling vereist dat een in 2020 opgelopen achterstand in de aflossing uiterlijk 31 december 2021 moet zijn ingehaald. Als dat niet lukt kan op basis van de wettelijke regeling een nieuw annuïtair schema pas per 1 januari 2022 worden vastgesteld.
De tweede goedkeuring die met de eerste samenhangt, is dat wordt toegestaan de resterende lening te splitsen waarbij voor de resterende hoofdsom zonder rekening te houden met de aflossingsachterstand het bestaande annuïtaire schema van toepassing blijft en voor het deel van de aflossingsachterstand een afzonderlijke (hypothecaire) lening met een eigen annuïtair schema wordt afgesloten waarbij de looptijd maximaal gelijk is aan de resterende looptijd van de oorspronkelijke hoofdsom. Afhankelijk van de draagkracht van de klant kan voor deze lening ook een kortere looptijd gelden. De huidige wettelijke regeling vereist dat voor de totale resterende hoofdsom een nieuw annuïtair schema wordt vastgesteld. Op basis van voornoemde wijze van inhalen hoeft het deel van de aflossingsachterstand (de maximaal zes maanden achterstand) niet per definitie te worden uitgesmeerd over de resterende looptijd, maar kan ook binnen bijvoorbeeld vijf jaar worden afbetaald. De overheid biedt hiermee meer mogelijkheden tot maatwerk.
Zoals hiervoor al is aangegeven zal naast de gemiste aflossingen ook de uitgestelde rente alsnog aan de kredietverstrekker moeten worden betaald. Deze uitgestelde rente is, indien deze uiteindelijk ook wordt voldaan, aftrekbaar volgens de reguliere fiscale regels. Afhankelijk van de vormgeving van het contract dat tussen de klant en de kredietverstrekker is gesloten op het punt van het inhalen van de uitgestelde rentebetalingen, kan het zijn dat deze rente aftrekbaar is op het moment van rentedragend schuldig worden (2020) of op het moment van feitelijke betaling (veelal in 2021, maar mogelijk deels ook in 2020 of latere jaren).
Geldigheid beleidsbesluit
Het beleidsbesluit zal gelden voor belastingplichtigen die zich tussen 12 maart en 30 juni 2020 melden of hebben gemeld bij hun kredietverstrekker en met hun kredietverstrekker een betaalpauze overeenkomen van maximaal zes maanden. Deze betaalpauze moet uiterlijk op 1 juli 2020 ingaan.
Onder nader te stellen voorwaarden kan ook voor betaalpauzes die sinds 12 maart al zijn overeengekomen en mogelijk deels al ten uitvoering zijn gebracht in de periode voorafgaande aan publicatie van het besluit gebruik worden gemaakt van de regeling zoals opgenomen in het beleidsbesluit.
Bezien zal worden op welke wijze en onder welke voorwaarden de regeling in het beleidsbesluit ook van toepassing kan worden verklaard op leningen waarvoor de fiscale aflossingseis geldt en die zijn aangegaan bij een ander dan een aangewezen administratieplichtige zoals een lening bij de eigen bv of een familielid.
Ten algemene merk ik nog op dat het voor de consument verstandig is om bij een situatie als deze na te gaan of een opgelegde voorlopige aanslag over 2020 en/of de voorschotbeschikking(en) toeslag(en) op basis van het eerder geschatte inkomen over 2020 moet(en) worden aangepast. Hiermee kan voorkomen worden dat in 2021 terugbetalingen moeten plaatsvinden.
Met voornoemd beleidsbesluit voorkom ik mogelijke nadelige fiscale gevolgen van een betaalpauze voor de hypotheek. Tegelijkertijd is het van belang dat de klant zich ervan bewust is dat een uitstel van betaling van de hypotheeklasten geen afstel is, en gevolgen heeft voor de maandlasten voor een langere tijd. Hier ligt vooral een voorlichtende rol voor de kredietverstrekker om te borgen dat de klant weet wat de consequenties zijn van de geboden maatwerkoplossing. In de gesprekken die de minister van Financiën hierover met de kredietverstrekkers heeft gevoerd hebben kredietverstrekkers aangegeven hier een verantwoordelijkheid voor hun klant te voelen en in deze bijzondere situatie hun klant waar mogelijk met maatwerk te willen helpen. Daarnaast heeft ook de klant een eigen verantwoordelijkheid om goed geïnformeerd een besluit te nemen over een maatwerkoplossing. De Autoriteit Financiële Markten zal monitoren hoe de situatie zich ontwikkelt en of in de praktijk op gepaste wijze invulling gegeven wordt aan de belangen van de klant.
7. Budgettaire gevolgen
De in deze brief beschreven maatregelen hebben een effect van -4,0 miljard euro op het EMU-saldo van 2020. In de tabel zijn de budgettaire effecten van de maatregelen op het EMU-saldo weergegeven voor de jaren 2020 tot en met 2023. Bij de aanpassing van het gebruikelijk loon is sprake van een miljard lagere inkomsten in 2020. Door extra inkomsten in latere jaren resteert uiteindelijk een (incidentele) cumulatieve derving van 300 mln. euro. Bij de versoepeling van het urencriterium in 2020 is er geen derving van inkomsten t.o.v. de situatie voor de coronacrisis. Dit omdat deze tijdelijke steunmaatregel ervoor zorgt dat mensen die voor de coronacrisis recht zouden hebben op de zelfstandigenaftrek dat nu ook houden. Gezien de tijdelijke aard van de maatregel wordt het meergebruik van de zelfstandigenaftrek door deze maatregel ook op nihil geraamd. Door deze maatregel wordt voorkomen dat als gevolg van de coronacrisis tijdelijk extra belasting wordt geheven bij zelfstandigen waarvoor het niet mogelijk is om hun normale uren te maken. Het verhogen van de vrije ruimte van de werkkostenregeling in 2020 is een incidentele maatregel met alleen een derving in dit jaar.
De fiscale coronareserve zorgt voor een verschuiving van inkomsten tussen 2020 en 2021. Na 3 miljard lagere inkomsten in 2020 is volgend jaar juist sprake van 3 miljard euro hogere inkomsten. Het uitstel van de inwerkingtreding van het wetsvoorstel excessief lenen bij de eigen vennootschap zorgt voor een verschuiving van inkomsten tussen 2022 en 2023. Hogere belastingontvangsten in anticipatie op het wetsvoorstel zullen zich een jaar later voordoen. Ook het fiscaal mogelijk maken van de hypotheekbetaalpauze in 2020 zorgt voor een verschuiving van inkomsten, maar dan van 2021 naar 2020.
Het structurele effect van het pakket maatregelen op het EMU-saldo is nihil omdat het zonder uitzondering gaat om tijdelijke maatregelen. Voor alle maatregelen geldt dat het budgettaire effect van de maatregel opnieuw geraamd wordt als de maatregel bij de Tweede Kamer ingediend wordt via een wetsvoorstel. In dat geval wordt de raming ook gecertificeerd door het CPB.
Maatregel
Budgettair effect op het EMU-saldo (standen, in € mln.)
2020
2021
2022
2023
2023
1. Gebruikelijk loon 2020 omlaag bij omzetdaling
-1.000
100
100
100
2. Urencriterium versoepelen 2020
0
0
0
0
3. Incidenteel verhogen vrije ruimte werkkostenregeling naar 3% voor loonsom tot € 00.000 in 2020
-50
0
0
0
4. Fiscale coronareserve vennootschapsbelasting
-3.000
3.000
0
0
5. Uitstel inwerkingtreding wetsvoorstel excessief lenen bij eigen vennootschap
0
0
-500
500
6. Hypotheekbetaalpauze fiscaal mogelijk maken in 2020
50
-50
0
0
TOTAAL
-4.000
3.050
-400
600
8. Uitvoeringsgevolgen
De coronacrisis noodzaakt ertoe dat maatregelen onder hoge tijdsdruk worden uitgewerkt. De Belastingdienst heeft het pakket op uitvoeringsconsequenties beoordeeld, leidend tot de inschatting dat de maatregelen uitvoerbaar zijn. De Belastingdienst gaat de maatregelen daarom implementeren en uitvoeren.
Zouden bij de uitvoering onvoorziene aspecten aan het licht komen die nadere besluitvorming behoeven, dan zal ik uw Kamer daarover uiteraard informeren. Op de precieze uitvoeringskosten is nog geen zicht maar de dekking zal worden gevonden op hoofdstuk IX van de Rijksbegroting in lijn met de begrotingsregels. De maatregelen die bij het pakket Belastingplan 2021 wettelijk uitgewerkt aan u worden voorgelegd gaan uiteraard vergezeld van uitvoeringstoetsen waarin de uitvoeringsconsequenties en uitvoeringskosten volledig in kaart zijn gebracht.
De gevolgen van de coronacrisis voor ondernemers en burgers zijn ingrijpend. Het kabinet probeert zodra er knelpunten gesignaleerd worden tot een oplossing te komen. Ik zal uw Kamer als dat aan de orde is, uiteraard infomeren over nadere maatregelen en over relevante ontwikkelingen in de uitvoering door de Belastingdienst.
Hoogachtend,
de staatssecretaris van Financiën,
J.A. Vijlbrief
Staatssecretaris van Financiën - Fiscaliteit en Belastingdienst