Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

X (bv; belanghebbende) is huurder van een onroerende zaak, waarin zij een kledingwinkel exploiteert. Zij verkoopt alleen kleding van een bepaald merk.

Aan X is een aanslag OZB opgelegd 2021 voor het gebruik van de kledingwinkel. In geschil is of deze terecht is opgelegd.

Op grond van artikel 220, aanhef en onderdeel a, Gemw kan belasting worden geheven van degene die bij het begin van het kalenderjaar een onroerende zaak gebruikt die niet in hoofdzaak tot woning dient. In dit geval is dus de situatie per 1 januari 2021 doorslaggevend. Onder ‘gebruik’ in de zin van de wet wordt volgens vaste jurisprudentie verstaan het metterdaad bezigen van de onroerende zaak ter bevrediging van de eigen behoeften. Het enkel ter beschikking staan van de onroerende zaak is onvoldoende om X om als gebruiker aan te merken.

In casu was verkoop van het kledingmerk in de winkel niet mogelijk door de algehele lockdown door het coronavirus. Verder was gebruik voor opslag niet mogelijk wegens ruimtegebrek, werd de voorraadvorming landelijk gefaciliteerd en vonden eventuele internetverkopen plaats via de landelijke website van het kledingmerk. Onder deze omstandigheden was volgens Rechtbank Den Haag geen sprake van gebruik in de zin van de Gemeentewet. Dat betekent dat de aanslag OZB ten onrechte is opgelegd.

Metadata

Rubriek(en)
Lokale heffingen
Belastingtijdvak
2021
Instantie
Rechtbank Den Haag
Datum instantie
4 mei 2023
Rolnummer
21/6632
ECLI
ECLI:NL:RBDHA:2023:6729
NLF-nummer
NLF 2023/2148
Aflevering
21 september 2023
bwbr0005416&artikel=220,bwbr0005416&artikel=220

Naar de bovenkant van de pagina